Maak impact ouders bij keuze voor opleiding minimaal
Afnemende leerprestaties en toenemende prestatiedruk onder leerlingen en studenten lijken tegengestelde ontwikkelingen, maar zijn beide terug te voeren op de opwaartse druk door ouders. Laat ieder kind de opleiding volgen die het beste past.
Leerprestaties in het voortgezet onderwijs gaan in Nederland al jaren achteruit, zo blijkt onder meer uit de resultaten van het internationale PISA-onderzoek. Deze achteruitgang betreft de drie onderzochte domeinen lezen, wiskunde en natuurwetenschappen. In het geval van leesvaardigheid bijvoorbeeld geldt dat bijna een kwart van de 15-jarigen ”onvoldoende geletterd” is. Ook is onlangs nog uit het jaarverslag van de Inspectie van het Onderwijs gebleken dat een vijfde van de examenleerlingen havo en vwo een onvoldoende haalt voor het centraal examen Nederlands.
Tegelijkertijd ervaren steeds meer leerlingen in het voortgezet onderwijs en daarna –in hun vervolgopleiding– een enorme prestatiedruk. Het welbevinden van leerlingen en studenten, met name onder meisjes, is de laatste jaren flink afgenomen als gevolg van stress. De coronapandemie heeft die waarschijnlijk verergerd, maar in ieder geval manifest gemaakt.
Verschillende plannen zijn inmiddels in de maak. Het laatst geopperde plan van onderwijsminister Robbert Dijkgraaf (D66) is het afzwakken van het bindend studieadvies (bsa) in het hoger onderwijs. Hij wil het aantal studiepunten dat eerstejaarsstudenten moeten behalen, verlagen tot dertig punten, de helft van de studielast in het eerste jaar.
Er lijkt een tegenstelling tussen dalende leerprestaties en toenemende prestatiedruk. Maar die is er niet. Sterker nog, beide ontwikkelingen worden deels veroorzaakt door hetzelfde verschijnsel. Hoewel bij deze ontwikkelingen meestal direct met het vingertje wordt gewezen naar het onderwijs en de leerkracht, wordt de rol van ouders vaak onderschat. Dit is op zich wel begrijpelijk, want het is gemakkelijker voor de overheid om in het onderwijs in te grijpen dan in de privésfeer van gezinnen.
Maar de opwaartse druk in het onderwijs wordt toch vooral door ouders veroorzaakt. De angst van ouders voor sociale achteruitgang van hun kinderen is een belangrijke motivatie hiervoor. Zij willen vanzelfsprekend het beste voor hun kinderen. Maar zo lang als we elkaar als maatschappij wijsmaken dat het hoogste het beste is, verandert er naar mijn idee niet veel aan de geconstateerde ontwikkelingen in leerprestaties en prestatiedruk. Ook niet aan de ongelijke onderwijskansen die in Nederland bestaan. De overheid kan hooguit de perverse prikkels weghalen die van het huidige onderwijssysteem uitgaan, maar hogere statusgroepen in de samenleving zullen compenserende strategieën blijven inzetten om hun voorsprong in het onderwijs te behouden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de enorme opkomst van het schaduwonderwijs: het gebruik van bijlessen, huiswerkbegeleiding en examentrainingen is sterk toegenomen in de afgelopen jaren.
Waar opleiding in het verleden een ideaal middel was om een positie te bereiken op grond van aanleg en inzet en als katalysator diende voor stijging op de maatschappelijke ladder, is ze verworden tot de belangrijkste sociale scheidslijn in de hedendaagse samenleving. Degenen die nu niet mee kunnen komen in het onderwijs zijn de echte verliezers. Niet alleen op de arbeidsmarkt, maar ook op de huwelijks- en woningmarkt.
Omlaaggetrokken
Mijn stelling is dat leerprestaties in het voortgezet onderwijs mede afnemen omdat steeds meer leerlingen door druk van hun (hoogopgeleide) ouders op een niveau zitten dat voor hen te hoog is. Dat levert stress en (te) hoge prestatiedruk bij leerlingen op en leidt tegelijk tot een neerwaartse trend in leerprestaties. Niet alleen omdat op elk opleidingsniveau de gemiddelde begaafdheid van de populatie van leerlingen in de loop van de tijd is afgenomen door de leerlingen die daar qua leerpotentieel (maar gepusht door hun ouders) niet thuishoren, maar ook omdat leerlingen die het niveau wel aankunnen steeds minder worden uitgedaagd. Enerzijds omdat leerkrachten steeds meer onderwijstijd kwijt zijn aan de groter wordende groep van minder getalenteerde leerlingen. Anderzijds omdat zij ”omlaaggetrokken worden” door deze minder getalenteerde en (als gevolg van ervaren prestatiedruk en falen) weinig gemotiveerde medeleerlingen.
Passende opleiding
De oplossing ligt voor de hand. Laat ieder kind de opleiding volgen die het beste past. Niet te hoog en niet te laag. Hoge verwachtingen zijn goed, maar te hoge over het algemeen niet. En maak de impact van ouders bij de keuze voor een opleiding in het voortgezet onderwijs minimaal.
Dit voorkomt allereerst prestatiedruk. Het zorgt er ook voor dat op elk opleidingsniveau de gemiddelde leerprestaties weer zullen toenemen, bij gelijkblijvende omstandigheden, omdat de relatief zwakste leerlingen dan een lagere opleiding volgen. En of je deze nou zo noemt of als een praktische opleiding betitelt, is naar mijn idee een kwestie van welke betekenis je aan een woord geeft. De oplossing is in ieder geval niet, zoals columnist Sander Schimmelpenninck in de Volkskrant (15-5) terecht opmerkte, om hoger onderwijs tot norm te verheffen. Dat wil de onderwijsminister vast ook niet, gezien zijn grote ambities met het mbo.
De auteur is hoogleraar Onderzoek van onderwijs aan de Radboud Universiteit. Dit artikel verscheen eerder op socialevraagstukken.nl.