Cultuur & boekenZOMERVERHAAL JANNE IJMKER

Het verhaal van Vincent

Tijdens zijn tweede dag in het Tiende Veen ontmoet hij opnieuw verbazingwekkende figuren. Getroffen door sobere expressie ziet hij de in een lijn gespannen schippersvrouw een geladen praam voorttrekken.

Janne IJmker
10 August 2023 08:16Gewijzigd op 10 August 2023 08:19
De Turfschuit van Vincent van Gogh. Olieverf op doek op paneel, 37 x 55,5 cm. beeld Drents Museum
De Turfschuit van Vincent van Gogh. Olieverf op doek op paneel, 37 x 55,5 cm. beeld Drents Museum

De door de brede band platgedrukte, zwoegende vrouwenborst staat lijnrecht tegenover alles wat ook maar iets met wellust te maken heeft. Ze doet het werk van een paard, tezamen met een knechtje van een jaar of twaalf. Hij kijkt naar haar met mededogen; haar magere schouders doen hem denken aan het dier van de asvaalt dat hij voor de zomer in een studie had verwerkt.

Gelukkig zag hij hier ook wel paarden in de lijn, op het jaagpad langs de Wilhelminavaart of het Noordsche Opgaande. Hij wilde dat deze schipper, die hoog aan het roer staat, zich de weelde van een paard kon veroorloven, dan hoeft zijn vrouw, de knecht, een van de kinderen of hijzelf niet aan de lijn gehouden te worden. Wat een vracht trekt zij met dat knechtje voort. Straks zal ze hopelijk wel ruilen met haar man.

19543956.JPG
Een briefschets van Vincent van Gogh. De kunstenaar schetste vaak iets in zijn brieven om aan Theo te laten zien wat hij op de ezel had staan. beeld Van Gogh Museum
Natuurlijk moet hij gelijk denken aan de dagen die hij met zijn broer Theo doorbracht in augustus ’72 in ’s Hage. De dag dat ze wandelden over de trekweg naast het kanaal naar Rijswijk zagen ze dezelfde taferelen als hier. Hij glimlacht als hij zich herinnert hoe ze halt hielden bij een oude watermolen en het waterrad met het alsmaar scheppen van water vergeleken met Sisyphus. Ha, zelf lijkt hij de laatste tijd ook wel wat op die door de goden gestrafte. Het steeds opnieuw schetsen, studies maken, de afwijzingen van Mauve, Tersteeg, oom Cor en bovenal pa, dat alles lijkt verdacht veel op het eindeloos een steeds weer naar beneden gerold rotsblok de berg op duwen. Nee, nu niet zijn plezier laten vergallen. Laat ieder zijn eigen berg maar verzetten. Beter terug te keren naar de gebakken paling en de beker melk die Theo en hij kochten bij de molenaar en te denken aan de koe op het erf, die hun dat heerlijke witte goedje schonk, en waarnaar ze een poos keken. „De glans van de zon op die koeienrug...” zei Theo en hij knikte, want hij dacht precies hetzelfde. Hij herinnerde zich ook hoe ze daarna doorliepen, zoekend naar een oplossing voor die arme Sisyphus. Twee broers, zelfs even de armen om elkaars schouders, zo hetzelfde voelend en gelovend.

Als hij bij een veenput aankomt, is daar natuurlijk niemand aan het werk. Jammer, maar daar gaat het ongetwijfeld volgend voorjaar van komen. Hij pakt zijn krukje, gaat zitten en laat zijn geest een poosje zweven. Dit woeste, ledige, donkere, moerassige te vatten in een studie… Dan laat hij abrupt de kist van zijn schouders glijden, opent die en pakt de waterverf. Aan het werk! Maar weer een steen tegen die berg op!

Aan het begin van de avond slaat hij halverwege het Noordsche Opgaande rechtsaf. Hij kan weer wat tabak bij haar gaan halen, of zal dat al te doorzichtig zijn? Beter kan hij nog wat aan het werk gaan.

Bij een moerassig weilandje met wat berkjes gaat hij zitten. De zon kleurt tussen de bomen door al wat rood aan de hemel, en als hij wat langer zit, stijgt de witte avonddamp op uit de grond.

Zou hij weer wat te eten van haar krijgen als hij zou gaan? Het zou vreemd zijn om opnieuw bij haar op de stoep te staan. Maar haar vragen naar zijn dag, de belangstelling voor wat er in zijn kist zit, het voorzichtig oppakken van zijn werk en informeren naar kleurgebruik, het aandachtig bladeren in zijn schetsboek, haar uitspraken als „goed weergegeven, die houding”, „oh ja, zo zie ik mezelf ook op de kop in de groenhof staan”, „wat wil je hiermee?” en dan het luisteren naar de antwoorden die hij –voor zijn doen rustig– kan geven, dat is wat hij wil aan het eind van zo’n dag als vandaag. En morgen. En de dagen erna. Het is alsof ze hem al jaren kent. Hij hoeft zich niet te verdedigen. Voor even kan hij zich verbeelden dat haar kerel, van wie ze vertelde dat hij doordeweeks van huis is om een kanaal te graven bij Alte Picardie, nooit zal thuiskomen. In haar bijzijn valt het onbehagen over zijn oom Cor weg, die hem behandelt als een openstaande deur die tocht en dichtgesmeten moet worden. Wat zou hij graag weer wat betaalde opdrachtjes van oom krijgen, dat zou zo welkom zijn. Het is alsof hij een slecht onderwerp is waaraan geen aandacht geschonken moet worden; die man antwoordt niet eens op zijn schrijven en zelfs Theo krijgt geen antwoord. Onbeschoft gewoon.

Hij schudt zijn hoofd, pakt zijn tweede doek van die dag, knijpt laatste restjes verf uit verschillende tubes en zet een studie op. Man, man, die stilte hier, die sfeer. Boven de mist de blauwgrijze horizon met hier en daar een boom en een paar daken. Morgen moet hij Theo schrijven over hoe rijk hij zich op dit moment voelt! En ook dat hij zo gehoopt had nog wat verf en gereedschap in voorraad te kunnen nemen, maar dat het geld alweer bijna op is. Was Theo maar hier. Ze zouden naast elkaar zitten en hun ogen en oren laven aan dit alles. Theo zou begrijpen wat hij nodig heeft.

Dit is het slot van een tweeluik. Het verhaal is een fragment uit de novelle ”Land van verlangen”, gebaseerd op de brieven die Vincent van Gogh schreef tijdens zijn verblijf in Drenthe. Het boek verschijnt rond 21 augustus.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer