De Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de EU, heeft vrijdag gemeld dat uit nader onderzoek is gebleken dat een verdachte Franse geit die in 2002 is geslacht inderdaad aan de ziekte heeft geleden. Consumptie van met bse besmet vlees kan in sommige gevallen dodelijk zijn voor de mens.

De Commissie stelt dat geitenproducten zoals kaas praktisch geen gevaar vormen voor de mens dankzij maatregelen die bse bij geiten moeten voorkomen. Die regels zijn al ingesteld voordat het keiharde bewijs van vrijdag op tafel lag dat deze dieren aan bse kunnen lijden. Bij geiten heet de ziekte officieel tse. Zo is het verboden geiten te voederen met vlees of beendermeel. Het geven van vleesproducten aan herkauwers wordt als meest waarschijnlijke oorzaak gezien van bse.

Naar aanleiding van de ontdekking heeft de Commissie besloten het komende halfjaar 200.000 geiten te testen, vooral in landen waar bse vaak voorkomt bij runderen. Zo moet duidelijk worden of de Franse geit een uitzondering is.

Sinds halverwege de jaren negentig, toen een verband aannemelijk werd gemaakt tussen bse en de voor mensen dodelijke hersenziekte Creutzfeldt-Jacob, is de gekkekoeienziekte een gevoelig onderwerp. Inmiddels is bij 165 Europeanen, voornamelijk Britten, de ziekte of een vermoeden van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob vastgesteld.

Op Europees niveau zijn sindsdien tal van maatregelen genomen om bse tegen te gaan, zoals het uit de keten halen van besmette dieren. Het aantal besmettingen neemt gestaag af: van 1364 in 2003 tot 800 vorig jaar. Ter vergelijking: in 1992 werden er alleen al in Groot-Brittannië 37.000 gevallen geregistreerd.

Alle veiligheidsmaatregelen voor de verspreiding van bse bij runderen en geiten gelden ook voor schapen. Tot nog toe is echter nog geen enkel geval van bse geconstateerd bij een schaap. Recent onderzoek suggereert dat de dieren genetisch resistent zijn, maar helemaal zeker is dat nog niet.

De landbouworganisatie LTO zegt niet geschrokken te zijn van dit ziektegeval. Het onderzoek liep namelijk al een poos. De organisatie wijst er verder op dat er sinds 1994 naast het verbod op diermeel ook andere maatregelen van kracht zijn om gevaar voor de volksgezondheid te voorkomen.