Oekraïense legerpredikanten bieden hoop in de gruwelijkheden van Bachmoet
De Oekraïense legerpredikanten Viktor Morozoek en Igor Rozvodovski bieden hulp in de gruwelijke verschrikking bij Bachmoet. „Wij willen dienen zoals Christus diende.”
Bachmoet, de zwaarbevochten stad in het oosten van Oekraïne, is een ruïne. Verbrand. Verkoold. Vernietigd. De Russen weten Bachmoet eind mei te veroveren.
Langzaam maar zeker keert het tij. Oekraïne slaagt erin Bachmoet bijna te omsingelen. Sinds pakweg anderhalve week kan het Oekraïense leger het gehele stedelijke gebied met artilleriekanonnen onder vuur nemen. De bloedige slag om de stad brengt immense verliezen met zich mee. Tienduizenden Russische militairen, huurlingen van het Wagnerprivéleger en Oekraïense manschappen zijn er gesneuveld.
Oorlogsgeweld
Op 3 tot 4 kilometer afstand van de frontlinie in Bachmoet zijn Victor Morozoek (33) en Igor Rozvodovski (33) actief als legerpredikant op een ”stabilisatiepost”, waar de eerste medische hulpverlening achter de frontlinie plaatsvindt. Deze week waren ze in Nederland op uitnodiging van stichting Metadidomi, die hulp verleent in Oekraïne, om ervaringen te delen over het werk aan het front.
Oorlogsgeweld teistert Bachmoet tot op het bot. „Gevechten vinden soms plaats op 50 tot 100 meter afstand”, vertelt Rozvodovski. „De afstand die een machinegeweer kan overbruggen.” Bij zware Russische aanvallen stromen de slachtoffers de medische post binnen. Getraumatiseerd. Zwaargewond. Of gesneuveld.
De legerpredikanten proberen zich verdienstelijk te maken. „Soms dragen we slachtoffers naar de operatietafel. We geven ze een kop koffie of thee. Soms kunnen we de jongens wat eten geven. Of medicijnen. Soms hebben we wat kleding.”
Desastreus
De gevolgen van de oorlog zijn desastreus. „Overal waar de Russen zijn geweest is het zwart. Letterlijk. Alles is kapot, alles is verbrand. Niets staat meer overeind. Van 60 centimeter dikke bomen resteren alleen nog stompjes in een zwartgeblakerde omgeving.”
De situatie aan het front is zwaar. „De Russen hebben een enorme overmacht aan vuurkracht”, zegt Rozvodovski. „Ze kijken nergens naar, maar nemen de Oekraïense stellingen continu onder vuur. Onze jongens proberen de aanvallen af te slaan, maar de Russen komen maar en komen maar.”
Een donderdag op de stabilisatiepost staat Morozoek in het geheugen gegrift. „Het gebouw stond te trillen onder de inslagen van Russische granaten. Elke minuut een. „De deuren sprongen open door de druk van de granaatinslagen”, vertelt de legerpredikant, gekleed in legershirt en camouflagebroek.
„Ik zag de angst in de ogen van de chirurgen en het medisch personeel. Hun handen trilden. Alle operatietafels waren bezet. Op de gangen stonden overal brancards met slachtoffers. Bloederig. Wij konden geen kant op.”
Morozoek kwijt zich van zijn pastorale taak. „In de gang heb ik een gebed gedaan. Hardop, zodat iedereen het kon horen. Een gebed dat God ons zou bewaren en ons leven zou sparen. Ik heb gevraagd of het medische personeel zou kunnen doorwerken. De stroom slachtoffers stopte niet en de explosies gingen gewoon door.”
Kracht van gebed
De legerpredikant gelooft in de kracht van het gebed. „God geeft op zo’n moment kracht. Een paar dagen later zei een chirurg: Het was echt een wonder. Onze angst werd weggenomen. We konden blijven doorwerken.” De legerpastor valt even stil. „We hebben een almachtig God. Een God Die sterker is dan het geweld van de vijand.”
Het werk tussen de doden en gewonden vergt veel van de legerpredikanten. „Het moeilijkste is het opvangen van soldaten van een eenheid waarvan niemand het verder heeft overleeft. De tranen vloeien vaak rijkelijk.”
Morozoek (getrouwd, drie kinderen van 10, 7 en 4 jaar) en Rozvodovski (getrouwd, twee kinderen van 4 en 1,5 jaar) bereiden zich altijd biddend voor op hun missie bij het front. Ook familie, vrienden en leden van hun gemeente gaan in gebed. „Het thuisfront vindt het heel moeilijk, maar ze laten ons wel gaan. Wij dienen daar, maar zij dienen thuis met ons mee. Het krachtigste antwoord op het gebed is dat we elke keer levend uit het oorlogsgebied terugkomen.”
De legerpredikanten maken schrijnende situaties mee, vertelt Morozoek. „We moesten een keer een gesneuvelde militair inpakken in een lijkzak. Net toen we klaar waren, ging zijn mobiele telefoon af. We deden de zak weer open. Op het scherm stond de naam van de beller: ”Mijn lieve vrouw”. Dat is een heel moeilijk moment. Veel emoties komen dan boven. We hebben de telefoon teruggelegd en een stapje terug gedaan.”
Wat doet zo’n gebeurtenis met de legerpredikanten? Even is het stil. „Zoiets is moeilijk. Heel moeilijk”, zegt Morozoek dan. Het raakt diep geeft Rozvodovski aan. „Zo’n moment vergeet je niet meer.”
Verschrikkingen
Tijdens een gesprek met een militair die net een aantal kameraden heeft verloren, kan Rozvodovski hem via hotspot internet aanbieden voor contact met het thuisfront. „Ik zag per ongeluk het sms-je dat hij typte: „Mijn lichaam leeft, maar mijn geest is dood.” Zulke dingen kan ik niet meer vergeten.”
Morozoek geeft aan de verschrikkingen aan het front niet alleen te zien, maar ook te ruiken. Niet alleen daar. Ook bij thuiskomst. „De geur van de dood. Ook nu, tijdens dit gesprek, komen gebeurtenissen uit Bachmoet me haarscherp voor de geest.”
De legerpredikanten proberen op de stabilisatiepost een gesprek aan te knopen en mee te leven met militairen. „We beginnen ons praatje met te zeggen dat we dankbaar zijn dat ze ons land verdedigen. We informeren bijvoorbeeld wat ze voor de oorlog deden en wat ze in de oorlog zijn verloren. Zo proberen we een klankbord te zijn. Dat is onze opdracht”, zegt Morozoek.
Militairen zijn in het leger niet gewend dat iemand vriendelijk en meelevend met hen in gesprek gaat. „Een commandant vraagt niet wat zij voelen. Daarom vinden soldaten het zo belangrijk en waardevol dat iemand een paar woorden van hoop en liefde spreekt en voor hen bidt. Daarom zijn we daar zo hard nodig.”
Militairen staan aan het front in Oekraïne dagelijks oog in oog met de dood. Ze denken veel na over leven en dood. „We wijzen de militairen erop dat het genade is dat ze nog leven. We vragen ook of we samen mogen danken dat ze nog leven.”
Niet iedereen zit te wachten op de boodschap van de twee pastors. „We moeten verstandig zijn. We moeten aanvoelen wanneer we wat kunnen zeggen. Zeker bij militairen die net veel collega’s hebben verloren, moeten we heel voorzichtig zijn. Er zijn ook soldaten die erg teleurgesteld zijn in God en die niets van Hem willen weten. Gelukkig zijn dat er heel weinig.”
De pastors „preken niet”, maar gaan gewoon in gesprek, geeft Rozvodovski aan. Als zij zien dat iemand positief reageert, is het nooit moeilijk „om in de ziel te stappen”, zegt de legerpredikant, een Oekraïense zegswijze citerend. „We spreken altijd over geloof, we proberen hoop te geven.”
Geloof
Welke boodschap brengen de pastors dan? „We houden het eenvoudig. Het belangrijkste is dat we met onze jongens spreken over Christus. Als een soldaat ervoor openstaat, wijzen we hem op Christus. We halen vaak de tekst aan: Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden.”
De predikanten citeren meer bemoedigende teksten. „Romeinen 8 bijvoorbeeld. Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Of Psalm 23. Al ging ik door een dal der schaduw des doods, ik zou niet vrezen.”
De leiding van de Heilige Geest is hard nodig in het pastorale werk, stelt Morozoek. „Van onszelf weten we vaak niets te zeggen. Wij zijn heel zwak. Daarom hebben we veel kracht van boven nodig. Maar door de Heilige Geest krijgen we de juiste woorden.”
Rozvodovski wijst op een moment dat hij een praatje probeerde aan te knopen met een net gearriveerde militair. „Het gesprek liep voor geen meter. Ik ben koffie gaan halen, heb een gebed gedaan om woorden te krijgen en ben teruggegaan. Een paar seconden later begon die soldaat zelf vragen te stellen. Op zo’n moment voel ik dat God bij ons is”, zegt Rozvodovski, die erop wijst dat het niet om hen maar om het werk van de Heere gaat.
„God heeft ons geleerd hoe we schapen moeten weiden, hoe we voor zielen kunnen zorgen”, zegt Morozoek. „We proberen in ons werk de hand van Jezus Christus te zijn. Om de militairen iets van de liefde van Christus te geven. Dienen zoals Christus diende.”
Meer dan eens ontstaan goede gesprekken. De legerpredikanten noemen de militairen vaak „de helden” van Oekraïne. „De soldaten draaien het echter om. Zij vinden óns helden. Maar wij zeggen: Ons werk staat niet in verhouding tot wat jullie geven aan het front.”
Vijand lief hebben
Bijbelteksten kunnen in een oorlogssituatie soms ineens een andere lading krijgen. Hoe ervaren de legerpredikanten de Bijbelse opdracht vijanden lief te hebben? „Vijanden zijn er op verschillende niveau’s. Mensen met wie je een conflict hebt bijvoorbeeld.” Morozoek pakt zijn smartphone en zoekt in zijn online-Bijbel. „Romeinen 1 spreekt over mensen die God kennen, maar Hem toch niet hebben verheerlijkt of gedankt. Dat zijn ook vijanden.”
Oekraïne ziet zich in de oorlog geplaatst voor wrede, nietsontziende tegenstanders. „Wij zien vijanden die moorden, plunderen, vrouwen en kinderen verkrachten en mannen castreren. Dat is absoluut niet van God, maar dat zijn vruchten van de zonde”, zegt Morozoek.
De Bijbel geeft aan dat het zwaard opgeheven mag worden tegen het kwaad, vult Rozvodovski aan. „Onze militairen mogen vechten en terugvechten om ons land te verdedigen. Onze soldaten zijn daarin Gods dienares, zoals Romeinen 13 zegt. U ten goede. De overheid draagt het zwaard niet tevergeefs.”
Oekraïne betoont volgens Rozvodovski ook liefde aan zijn vijanden. „Onze militairen maken Russen niet koud af, maar nemen hen krijgsgevangen. Oekraïense soldaten kunnen echter niet zeggen: We hebben jullie lief en we doen niets meer. Dan worden ze doodgeschoten. Ze moeten zich wel verdedigen.”
Vergeving
De vraag naar de noodzaak Russen te vergeven voor hun wandaden kan voor een Oekraïner erg ongepast overkomen. Toch gaan de legerpredikanten de vraag niet uit de weg. „Persoonlijk zou ik kunnen vergeven als er sprake is van berouw en oprechte omkeer én als erom wordt gevraagd ”, zegt Rozvodovski. „De Bijbel vraagt dat van ons.”
Hoe moeilijk is het te vergeven? Even valt een stilte. Morozoek denkt na. „Ik kan daar geen pasklaar antwoord op geven. In mijn familie zijn er geen mensen vermoord en verkracht. Mijn kinderen leven nog. Mijn hart doet pijn. Er zijn Oekraïners die dat wel hebben meegemaakt. Ik kan begrijpen dat zij vergelding zouden willen zien.”
Kunnen de pastors begrijpen dat God de verschrikkingen van de Russen in hun land toelaat? „Ja”, zegt Morozoek. „Er gaat niets buiten Gods wil om. Ik ben er 100 procent van overtuigd dat God dit toelaat en hier een plan mee heeft. Meer dan ooit moeten we daarom dicht bij God leven.
Het volk Israël heeft zwaar geleden in Egypte en heeft veertig jaar door de woestijn gereisd. God was in die omstandigheden altijd bij hen. God heeft beloofd ons niet alleen te laten. Met Hem kunnen wij hier doorheen komen. Niets kan ons scheiden van de liefde van Christus.”