De Grave: behendige paarse cijferman
Bijna zes jaar geleden stapte zijn maatje Linschoten op als staatssecretaris van Sociale Zaken. De Grave volgde hem in die functie op. Nu houdt de VVD’er het zelf voor gezien. Als minister van Defensie mag hij dan goede prestaties hebben geleverd, staatsrechtelijk acht hij zich verantwoordelijk voor het falen van zijn voorganger Voorhoeve.
Daar komt bij dat het NIOD-rapport over de val van Srebrenica spreekt over een nog altijd bestaande „doofpot-cultuur” bij de legertop en op het ministerie van Defensie: een verwijt dat De Grave (46) zich persoonlijk aantrekt. Juist dit probleem had hij bij zijn aantreden in 1998 aan willen pakken. „Ik wil absoluut dat Defensie de waarheid spreekt”, sprak hij enkele jaren geleden. Die doelstelling heeft hij niet gehaald. Na publicatie van het NIOD-rapport was van alle ministers De Grave de eerste die liet merken dat hij overwoog op te stappen.
Hoewel zijn grootvader beroepsmilitair was en zijn stiefvader een tijdlang op het ministerie werkte, tien meter van de kamer waar De Grave nu zelf huist, had de liberaal aanvankelijk weinig affiniteit met het militaire gedoe. Zijn kracht lag meer in cijfers en centen. Als jong kamerlid voor de VVD, in het tijdperk Lubbers, was Financiën het beleidsterrein waarop hij zich vooral roerde. Ook als wethouder in Amsterdam (1990-1996) kreeg hij dit beleidscluster toegeschoven.
In militaire dienst bracht de rooms-katholieke De Grave het niet verder dan soldaat eerste klas. Toch was het indirect wel de oorlog die hem in de politiek bracht. Zijn verontwaardiging over een eenzijdige berichtgeving over Vietnam deed hem in zijn jonge jaren in de pen klimmen en actief worden in de JOVD. Vele jaren later, nadat hij eerst nog twee jaar staatssecretaris van Sociale Zaken was geweest, riep Bolkestein hem in 1998 naar het front om minister van Defensie te worden. Na alle onrust over Srebrenica had men daar een generalist nodig, die het vertrouwen kon herwinnen en op verstandige wijze vereiste bezuinigingen door kon voeren.
De cijferman De Grave slaagde wonderwel in die taak. Zijn Defensienota loodste de politiek uiterst behendige liberaal tamelijk moeiteloos door het parlement. En zijn departement kwam na zeer woelige jaren eindelijk weer wat in de publicitaire luwte. Eén grote fout maakte de bewindsman wel: al te gretig omarmde hij kort na zijn aantreden het rapport-Van Kemenade, dat het bestaan van een doofpotcultuur op Defensie ontkende. Ruim drie jaar later blijkt het omgekeerde het geval te zijn.
Twintig jaar geleden stond Frank de Grave aan de wieg van Paars. Het was in zíjn vooroorlogse woning in Amsterdam-Zuid dat Kok, Bolkestein en Van Mierlo hun eerste, echte ontmoeting hadden. De Grave is er ook bij als Paars ten grave wordt gedragen. „Ministers zouden vaker moeten opstappen”, zei hij een jaar geleden tegen Vrij Nederland. Een maand voor de verkiezingen voegt niet alleen hij, maar heel het kabinet de daad bij het woord.