Economie

Geld en economie hoog op agenda EU

Geld en economie domineren de komende maanden de agenda van de EU. Onder voorzitterschap van Luxemburg zijn in die sfeer drie belangrijke onderwerpen aan de orde: de zogenoemde Lissabon-strategie, het stabiliteitspact en de meerjarenbegroting.

A. A. C. de Rooij
28 January 2005 08:24Gewijzigd op 14 November 2020 02:09

Volgende week woensdag presenteert de Europese Commissie plannen gericht op het waarborgen van onze toekomstige welvaart. In maart 2000 legden de regeringsaanvoerders in de Portugese hoofdstad de doelstelling vast om de Unie binnen tien jaar om te vormen tot de meest concurrerende kenniseconomie in de wereld. Mondiaal de nummer één worden als het gaat om prestaties van groei en werkgelegenheid, namen zij zich voor, in toen nog een klimaat van ongebreideld optimisme en uitbundige hoogconjunctuur.

Een omvangrijke lijst van maatregelen op het terrein van onder meer de arbeidsmarkt, scholing, innovatie en ondernemerschap diende bij te dragen tot het verwezenlijken van die droom. Inmiddels zijn we halverwege de beoogde periode van hervormingen en ziet het beeld er niet positief uit. Van alle mooie voornemens kwam tot nu toe weinig terecht. Integendeel, Europa raakte verder achterop bij de VS. Daarom is het nodig het Lissabon-programma nieuw leven in te blazen. Barroso en zijn team hebben er een topprioriteit van gemaakt.

Een werkgroep van deskundigen, met aan het hoofd oud-premier Kok, bracht afgelopen november advies uit. Verrassende ideeën bevatte het rapport niet. Kern ervan is de aansporing om snel aan de slag te gaan, op basis van de eerdere afspraken, en daarbij vanuit Brussel druk op de lidstaten uit te oefenen. Op de lentetop van 22 en 23 maart moeten de leiders aan de hand van het door de Commissie vervaardigde concept de lijnen uitzetten voor een krachtiger aanpak.

Tijdens dat beraad wil Luxemburg ook een akkoord bezegelen over een herziening van het stabiliteitspact, de gemeenschappelijke spelregels op budgettair gebied. Die schrijven voor dat het tekort van het nationale huishoudboekje niet mag stijgen tot boven de 3 procent van het bruto binnenlands product (bbp). In de voorbije jaren slaagden veel europartners, waaronder Duitsland en Frankrijk, er niet in aan dat criterium te voldoen. Een knallende ruzie tussen rekkelijken en preciezen in de leer van de begrotingsdiscipline was het gevolg.

Inmiddels heeft er een debat plaats -tot dusver tussen de ministers van Financiën, vervolgens op het niveau van hun politieke chefs- over een flexibilisering van de toepassingspraktijk. Het ligt in de bedoeling bij ongunstig tij wat meer manoeuvreerruimte te bieden, zodat dan niet de economie onder invloed van de vereiste bezuinigingen extra wordt afgeremd. Daartegenover de verplichting voor met name landen met een hoge overheidsschuld om in een fase van bloei flink te saneren en een solide overschot tot stand te brengen.

Het derde dossier is waarschijnlijk het lastigste. Premier Juncker van het groothertogdom probeert op de top in juni met zijn collega’s een compromis te bereiken over de begroting van de Unie voor 2007 tot en met 2013. De discussie daarover begon elf maanden geleden met een voorstel van de toenmalige Commissie-Prodi, maar heeft tot nu toe geen beweging gebracht in de verschillende standpunten, waartussen een brede kloof gaapt.

Het geheel van cijfers voorziet in een jaarlijks budget van gemiddeld 1,24 procent van het gezamenlijke bbp. De feitelijke betalingen krijgen vaak wat later hun beslag en zijn daarom geraamd op 1,14 procent. Onder het huidige financiële kader blijven de uitgaven beperkt tot net iets beneden de 1 procent.

Brussel acht een fikse verhoging absoluut noodzakelijk tegen de achtergrond van de uitbreiding van het aantal, meest arme, lidstaten en om alle ambities, bijvoorbeeld in het Lissabon-proces en in de strijd tegen het terrorisme, te kunnen verwezenlijken. Zes landen die forse bijdragen leveren aan de EU-kas, te weten Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Oostenrijk en Zweden, eisen echter zuinigheid en dringen aan op bevriezing van het plafond bij zo’n 1 procent.

Weinigen geloven dat het zal lukken voor 1 juli overeenstemming te bereiken. Daarna bekleden de Britten het roulerend voorzitterschap. De in de jaren tachtig bevochten bevoorrechte positie wat betreft hun aandeel in de financiering van de Unie ligt onder vuur. Gezien dat grote eigenbelang valt ook onder hun regie niet de benodigde toenadering te verwachten. Al met al zou het niemand verbazen als niet eerder dan in de eerste helft van 2006 zaken worden gedaan. Dat past ook helemaal in de traditie van de EU om moeilijke beslissingen uit te stellen tot echt het allerlaatste moment.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer