Overheid moet eigen mening over burgerschap niet opleggen aan scholen
Onderwijsminister Dijkgraaf presenteerde eerder deze week de kabinetsreactie op een advies van de Onderwijsraad over vrijheid van onderwijs. Zijn brief bevatte weinig tot geen nieuwe maatregelen. De bewindsman onderschrijft in grote lijnen het rapport uit 2021. Dat klinkt positief: geen verdere inperking van de onderwijsvrijheid! Maar wie dat rapport van de Onderwijsraad er nog eens bij pakt, ziet toch dat daarin belangrijke wissels zijn omgezet. En omdat de minister de lijn van het advies overneemt, maakt de regering die tot de zijne.
Het eerste discutabele punt is dat de Onderwijsraad niet langer de keuzevrijheid van ouders centraal stelt om de school te kiezen die bij hen past. De raad vindt nu het individuele kind het belangrijkst. Dat is een sterk liberale benadering die haaks staat op het christelijk denken waarin de gemeenschap een belangrijke rol speelt. Wat verder opvalt is de indeling van het onderwijs in ‘schillen’. Er is een gemeenschappelijke kern, het verplichte verhaal over democratisch burgerschap, waar elke leerling les over moet krijgen. Daar omheen is een ‘groene schil’ waarin scholen hun levensbeschouwelijke uitgangspunten een plek mogen geven.
De Onderwijsraad pelt hier levensbeschouwing los van de kern van het onderwijs en suggereert daarmee dat levensbeschouwing een sausje is dat naar believen al dan niet over het onderwijs uitgegoten kan worden. Dat is een ernstige misvatting. Religie is maar niet een plusje of sausje in het leven, maar behoort het gehele bestaan te doortrekken. Christelijk timmeren of christelijk kopjes wassen bestaat niet, maar in het christelijk-reformatorisch onderwijs gaat het erom te leren timmeren en te leren kopjes wassen in afhankelijkheid van en tot eer van onze Schepper en Heere. Dat hoort tot de kern van het onderwijs en niet tot de rand.
Ook bij die kern van het onderwijs zijn kritische kanttekeningen te maken. Het kabinet stelt dat al het onderwijs in Nederland dient uit te gaan van de burgerschapsopdracht. Die is gebaseerd op –opnieuw– de liberale beginselen van de democratische rechtstaat: vrijheid, gelijkheid en solidariteit, de basiswaarden die herinneren aan de Franse Revolutie.
Het probleem van deze benadering is dat de overheid niet langer uitgaat van pluraliteit, maar van eenvormigheid. En dat zij háár mening over het goede leven wil opleggen aan alle scholen. De burgerschapsopdracht van de overheid is niet neutraal. Neutraliteit bestaat ook niet. Burgerschapsonderwijs is ten diepste levensbeschouwelijk van aard. Daarin dient de overheid zich terughoudend op te stellen en scholen ruimte te geven.
Het ideaal is dat alle ouders christelijk onderwijs voor hun kinderen verlangen. Maar in de huidige gefragmenteerde samenleving moeten de gezindtes de mogelijkheid krijgen om ook het onderwijs in lijn met de hun gewenste opvoeding kunnen geven. Niet bij wijze van uitzondering, maar rechtens. De democratie is niet het eigendom van de seculieren, maar van iedereen.