Irak biedt geduldige ondernemer kansen
De belangstelling van Nederlandse bedrijven voor Irak is divers. Volgens G. Vaandrager, directeur van het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering (NCH) hebben zich ondernemingen uit alle sectoren bij het NCH gemeld. „Logisch, Irak moet volledig worden opgebouwd. Wanneer? Daar is nog niets van te zeggen.”
Vooralsnog zet hij zelf geen voet op Iraakse bodem. „Mijn vrouw staat me dat niet toe.” Maar ook onder de vlag van het NCH, een privaat gefinancierd centrum dat de zakelijke betrekkingen van Nederlandse ondernemers in een zestigtal landen probeert te bevorderen, wordt momenteel weinig ondernomen in Irak. „Te gevaarlijk”, vindt Vaandrager.
Nadat in april 2003 het standbeeld van Saddam Hussein omver werd getrokken, meldden zich ruim 800 Nederlandse bedrijven bij het NCH om de economische vruchten te plukken in het ’bevrijde’ Irak. „Overweldigend”, noemt Vaandrager de getoonde interesse. „Niet eerder in het bestaan kreeg het NCH zo veel aanvragen te verwerken.” Om alle belangstelling te kanaliseren, zette het NCH in samenwerking met werkgeversorganisatie VNO-NCW de Taskforce Irak op, die per 1 januari 2004 overging in het Nederlands Iraaks Centrum voor Handelsbevordering, onderdeel van het NCH.
De grote belangstelling duidt er volgens Vaandrager op dat Irak ondernemers klaarblijkelijk veel te bieden heeft. „Er is geld. Een van onze bestuursleden zag in een opslag in Jordanië duizenden gloednieuwe auto’s staan. Nog geen maand na de oorlog waren ze allemaal verkocht, aan Irakezen. Je moet je als ondernemer verder niet afvragen hoe deze kopers aan hun geld komen.” Volgens Vaandrager is dit ook niet nodig. „Een bedrijf is nu eenmaal geen charitatieve instelling. Als wij er niet handelen dan doen de Duitsers het, of de Fransen.”
Aanvankelijk leek er snel orde op zaken te worden gesteld in Irak. Het NICH plande diverse activiteiten waaronder een bedrijvenmissie naar Bagdad in aanwezigheid van de Amerikaanse ambassadeur in Nederland, Clifford Sobel, en gesteund door de voormalige Amerikaanse bewindvoerder in Irak, Paul Bremer. De missie ging, zoals verschillende NICH-projecten, uiteindelijk niet door wegens toegenomen onveiligheid. Vaandrager: „De risico’s doorkruisen tot nu toe veel van onze initiatieven.”
De klacht dat de belangrijkste klussen in Irak terechtkomen bij Amerikaanse bedrijven is Vaandrager bekend. „Ik kan me daar ook wel wat bij voorstellen. De Amerikanen hebben daar min of meer de rotzooi opgeruimd.” Toch blijft er volgens hem voor Nederlandse bedrijven genoeg koek over om te verdelen. „Vooral op regionaal en lokaal niveau zijn er projecten beschikbaar, van rioleringswerkzaamheden tot scholenbouw. Daarnaast leveren Nederlandse bedrijven al aanzienlijke hoeveelheden consumentenartikelen zoals kaas, elektronische producten en toiletpapier.”
Hoewel de belangstelling van bedrijven voor Irak terugloopt naarmate de onrust voortduurt, zijn er naar schatting van Vaandrager op dit moment nog altijd zo’n 35 Nederlandse ondernemers in het land actief, van wie zo’n 10 „pioniers” fysiek in Irak aanwezig zijn.
Een van die in Irak opererende bedrijven is het Nederlandse Nedeco, een netwerkorganisatie voor consultancybureaus. Volgens directeur T. van Praag is het bedrijf al jarenlang actief in Irak, voornamelijk op het gebied van waterhuishouding, transport en infrastructuur. „Tot de VN-boycot in de jaren negentig. Na de val van Saddam Hussein keerden we echter weer terug. Het land heeft economische gezien veel te bieden. Het is modern, dynamisch en heeft een grote olievoorraad.”
Nedeco heeft op dit moment geen werknemers gestationeerd in Irak. Het land is volgens Van Praag geschikter terrein voor handelaren dan voor dienstverlening. „Dat laatste vergt meer directe inzet van mensen en daarvoor is het nog te onveilig. Bij handel kan je de goederen naar de grens brengen en ze daar aan een Irakees overdragen, het zogeheten ”hit and run”.”
Het Haagse bedrijf kreeg enkele maanden geleden van het Iraakse ministerie van Transport de opdracht om een spoorlijn rondom Bagdad te ontwerpen, een project van zo’n 5 miljoen euro. Vanwege het veiligheidsrisico beperkt Nedeco zich tot ontwerpwerk op het eigen kantoor en overleg buiten Irak. Van Praag: „Het moet echt veilig zijn voor je met je eigen mensen in Bagdad kan werken.”
De Nedeco-directeur wacht geduldig af tot de situatie in Irak verbetert, al merkt ook hij dat de interesse van bedrijven in een rap tempo taant. „Er trekken meer ondernemers weg uit Irak dan er naartoe gaan omdat niemand weet wanneer de rust weerkeert. Dat blijft koffiedik kijken.” Volgens Van Praag blijft Nedeco echter actief in Irak. „Mits het land niet verandert in het Libanon van de 21e eeuw.”
Dit is het eerste deel in een tweeluik over de activiteit van Nederlandse ondernemingen in Irak. Vrijdag deel 2.