Arts in opleiding in ziekenhuis veel beter af dan collega elders
Artsen die tijdens hun opleiding tot specialist werken in ziekenhuizen, universitaire medische centra of de geestelijke gezondheidszorg (ggz) zijn financieel veel beter af dan collega’s die tijdens hun opleiding tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde, jeugdarts, verslavings- en vertrouwensarts elders aan de slag zijn. Dat zegt de werkgever van de laatste groep, de stichting SBOH, die onderzoek heeft laten doen en grote problemen verwacht.
Een en ander wordt veroorzaakt door lagere schaalbedragen en doordat er minder ‘ervaringsjaren’ worden meegeteld. Wel is het zo dat voor de groep buiten de ziekenhuizen van een kortere werkweek wordt uitgegaan. De SBOH zegt dat er per 1 januari 2024 een salarisverhoging van minimaal 15 procent nodig is voor mensen die via de SBOH en dus buiten een ziekenhuis werken om de boel een beetje in evenwicht te brengen.
Kees Esser, voorzitter van de raad van bestuur van de SBOH, noemt het verschil „heel onwenselijk, zeker wanneer je bedenkt dat er een steeds groter tekort is aan huisartsen, jeugdartsen en andere artsenberoepen die dicht bij de mensen in de samenleving staan.”
Het komt volgens zijn stichting helemaal slecht uit, omdat de overheid wil dat er in de toekomst meer zorg buiten het ziekenhuis wordt verleend en er meer aan preventie wordt gedaan. Daarom zijn er buiten het ziekenhuis dus juist meer dokters nodig, aldus SBOH.
SBOH is werkgever van ruim 3500 artsen in opleiding tot specialist (aios) en financier van twaalf opleidingen. „Aangezien SBOH bijna helemaal wordt gefinancierd via beschikbaarheidbijdragen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en subsidies van VWS, is het ministerie aan zet om de salarisverschillen op te lossen”, zegt SBOH.