Heldinnen van papier
Titel:
”Hoopvol”
Auteur: Elyse Larson, vert. Lisette van Putten
Uitgeverij: De Banier, Utrecht, 2004
ISBN 90 336 2802 3
Pagina’s: 446
Prijs: € 19,70. Dapper zijn ze wel. Toch hebben de hoofdpersonen van ”Hoopvol”, het laatste deel in de serie ”Dappere vrouwen” van Elyse Larson, het niet breed als ze zich door een besneeuwd berglandschap haasten - met de Duitse vijand op de hielen. Daar wordt het boek bijna spannend.
De roman ”Hoopvol” is bijna uit als Em Emerson en haar zus Marge door het grensgebied tussen Duitsland en Zwitserland trekken: ze proberen een Duitse vrouw met haar kinderen in veiligheid te brengen. Twee in het grijs geklede Gestapo-mannen achtervolgen hen, vergezeld door een nog gevaarlijker man in bruin kostuum; hij is degene die erachter komt waar ze uitgestapt zijn en die hun voorlopige verblijfplaats opspoort.
Het is niet het enige riskante avontuur dat Em en Marge beleven. Vooral Em gaat niets uit de weg. Na een korte introductie in hoofdstuk 1 -waardoor je direct alles weet: Em zit in een hotel in Parijs, is oorlogscorrespondent, heeft steil haar dat in een pagekopje is geknipt en ze heeft een oogje op Bob- doet de Amerikaanse geheime dienst een beroep op haar. De Office of Strategic Services (OSS) heeft haar nodig als koerier.
De man die Em hiervoor benadert ziet eruit „als de klassieke, verstrooide professor, behalve zijn ogen dan. Hij zat haar aan te kijken als een kat die op een muis loert, klaar om toe te slaan.” Ondanks die observatie van Ems kant zegt ze -na een korte bedenktijd die, in plaats van met nadenken, gevuld wordt door een volgende belevenis- haar medewerking toe.
Alsof twee opdrachtgevers, een wettige en een geheime, niet genoeg zijn, belooft Em later ook nog koeriersdiensten aan een derde duistere persoon.
Dit loopt natuurlijk helemaal in het honderd, denk je dan. Wie is wie, aan welke kant staat iedereen? Die vraag is in het begin spannend, maar dat wordt al gauw minder. Er zijn niet zo veel verborgen lagen als het lijkt. Aan het eind is het nog even alsof verzetsstrijder père Joseph ’fout’ is. Dat is wanneer hij Em en Marge door de bergen begeleidt, op weg naar de Duitse vrouw met de kinderen, en aankondigt dat hij vast vooruit loopt om poolshoogte te nemen. Em en Marge besluiten mee te gaan. De priester neemt hun dat niet in dank af: „Em wist het niet zeker, omdat er zo weinig licht was, maar ze voelde dat père Joseph hen dreigend aankeek.”
Maar nee. Net zomin als de kat-en-muisbeschrijving van hierboven is dit een signaal van onbetrouwbaarheid. De auteur vertelt maar, de lezer mag volgen; meedenken hoeft helemaal niet. Het wordt geen thriller met een warwinkel aan intriges, hoewel dat qua thema’s best had gekund. Een goede roman is het ook niet, het blijft meer een verslag. En dan een met een rommelige structuur. De onlogica begint al met de proloog; die tekst had net zo goed boven aan het eerste gedeelte over Marge kunnen staan.
Wat Marge betreft: haar verhaal wisselt dat van haar zus af. Dat laatste zit al zo vol personen en belevenissen dat Marges wederwaardigheden in een oorlogshospitaal erbij in de schaduw komen te staan. Zij komt er bekaaid af met alles wat ze meemaakt op het terrein van liefde, lijden en dood. Net als Em blijft ze een heldin van papier die niet tot leven komt, zelfs niet in je verbeelding.