De 31-jarige man uit de gemeente Noordenveld kwam 1 juni op vrije voeten. De raadkamer van de rechtbank in Assen besloot dat de verdenking tegen hem niet sterk genoeg was om hem langer vast te houden. Het Openbaar Ministerie ging daartegen in hoger beroep. Het OM vroeg tijdens de besloten zitting om het voorarrest van de man met zestig dagen te verlengen.

De verdachte werkte in de tijd van de coronapandemie als longverpleegkundige in het ziekenhuis. De verdachte heeft volgens het OM, zonder instructies van een arts, medische handelingen uitgevoerd bij patiënten die in zijn ogen terminaal waren en ernstig leden. In gesprekken met hulpverleners van de GGZ Drenthe zou hij volgens het OM meerdere malen hebben verteld dat hij in het ziekenhuis de levens van een twintigtal patiënten voortijdig had beëindigd.

Hij zat van 17 april tot 1 juni vast. Zijn advocaten Tjalling van der Goot en Ronald Knegt hebben op de zitting van maandag bepleit dat er geen objectieve aanwijzingen zijn dat hun cliënt actief het leven van patiënten heeft beëindigd. Het hof is het daarmee eens. Net als de rechtbank stelt het hof „dat het dossier thans geen concrete situaties bevat waarin er een causaal verband lijkt te zijn tussen de door verdachte beschreven handelingen en het overlijden van patiënten”.

Uit de beslissing van het hof blijkt wel dat de verdachte „consequent, volhardend en vrij gedetailleerd zou hebben verteld” over zijn medische handelingen die tot het overlijden van patiënten zou hebben geleid.

De advocaten hebben eerder al laten weten dat hun cliënt ontkent dat hij strafbare feiten heeft gepleegd en dat hij meewerkt aan het onderzoek. Hoe de zaak nu verder gaat, is volgens de verdediging onduidelijk. Het onderzoek gaat verder en de man blijft verdachte.

Slachtofferadvocaat Sébas Diekstra, die meerdere families bijstaat van mogelijke slachtoffers, laat in een reactie weten: „De onzekerheid over wat er met hun dierbare familielid is gebeurd vreet nog altijd aan hen. Hopelijk komt er nu snel meer duidelijkheid over de bevindingen van het strafrechtelijk onderzoek.”