Cultuur & boeken

In de modder naar parels tasten

Titel:

Gert van de Wege
17 April 2002 07:29Gewijzigd op 13 November 2020 23:31

”De ongeneeslijke lezer. Een werkboek”
Auteur: Arjan Peters
Uitgeverij: Contact, Amsterdam/Antwerpen 2002
ISBN 90 254 1370 6
Pagina’s: 336
Prijs: € 19,75. De recensenten van literatuur, die wekelijks enkele pagina’s van de boekenbijlagen volschrijven, waarom doen ze wat ze doen? En heeft hun werk zin? Arjan Peters, literair recensent van de Volkskrant, heeft een boek geschreven over het recenseren als roeping. Het loopt uit op een hartstochtelijk pleidooi voor zijn ambacht.

Recensenten schijnen tegenwoordig erg weinig invloed te hebben op het boekenkopend publiek. Of ze een roman nu afkraken of bejubelen, de mensen voor wie het boek bestemd is, trekken zich er bar weinig van aan. In vrijwel geen enkele krant is het werk van Connie Palmen positief besproken, maar toch werden haar boeken kaskrakers. De romans van Thomas Rosenboom zijn alom (maar niet in het RD) positief besproken - en zijn óók bij duizenden verkocht. Het is dus niet eens zo dat het publiek tegendraads koopt. Het trekt zich eenvoudig niets aan van wat er in de krant staat.

Er is nu een boek voor leerzame recensenten en beginners in het vak. ”De ongeneeslijke lezer” van Arjan Peters heeft als ondertitel: ”Een werkboek”. Via een soort stappenplan brengt hij de lezer de eerste beginselen van het recenseren bij. Eerlijk gezegd maakt zijn boek, zeker in eerste instantie, een nogal ijdeltuiterige indruk. Want als Peters zijn weinige pagina’s onderwijs achter de rug heeft, volgen er als illustratie… krantenstukken en essays van hemzelf. Hoewel hij zich daarmee blootstelt aan het gevaar afgerekend te worden op een verschil tussen zijn theorie en praktijk, lijkt het er toch ook op dat hij zichzelf zo een pluim op de hoed steekt. Zó moet het, en kijk mij het eens goed doen!

Angel
Nu doet hij het inderdaad wel goed. Maar er is iets merkwaardigs aan de hand met sommige stukken die hij opnam: er zit een breuk in, of een rare wending, kortom: ze missen eenheid. Na een paar artikelen is duidelijk hoe dat komt: Peters heeft gewoon een paar recensies over een aantal boeken van één schrijver achter elkaar gezet en ze aan elkaar geschreven. Zo schrijft hij een goed polemisch stuk over de „veradriaanrolandholstisering” van Gerrit Komrij, waarschijnlijk naar aanleiding van diens essaybundel ”Vreemd pakhuis”. Plotseling, midden in het stuk, slaat Peters’ humeur dan om, en geeft hij te kennen dat er nog hoop is voor Komrij. Ik gok dat hij een stuk over de jongste dichtbundel van Komrij er simpelweg achter geschoven heeft. Helaas, niet naadloos. Maak er dan écht één stuk van. Nu is door deel twee de angel uit deel één gehaald.

Krantenstukken zijn overigens, vind ik, te kortademig om te bundelen. Dat hou je geen 300 bladzijden vol, ook al zijn ze aaneengelijmd. Gelukkig nam Peters ook wat breedvoeriger beschouwingen op in zijn boek. Want volgens hem wordt een recensent pas een criticus als hij zich aan essays en lezingen waagt, als hij lijnen door de literatuur gaat trekken en dieper op oeuvres ingaat. Maar had hij dan niet gewoon een essaybundel kunnen samenstellen? Met alle respect, maar het lijkt nu alsof heel die werkboekentourage een lokkertje is (essaybundels verkopen namelijk niet).

Dat dit boek toch vooral over recenseren wil gaan, wordt tegen het slot pas duidelijk. Daar houdt Peters een vurig pleidooi voor de goede literaire recensent. Volgens hem zijn literaire kritieken de enige plaats waar op het specifiek literaire van een boek kan worden ingegaan. Waar anno 2002 de aandacht voor schrijvers vaak groter is dan voor het boek dat ze geschreven hebben (interviews, literaire prijzen, tv-optredens) en uitgeverspromotie doorslaggevender is dan kwaliteit, daar is het volgens Peters de taak van de recensent om aandacht voor het boek als boek-op-zichzelf te hebben, en om goede en slechte boeken te schiften. Dat nu doet Peters ook werkelijk, meestal niet onduidelijk, en natuurlijk subjectief, maar steeds beargumenteerd. Hij wordt er bijna religieus van: „Recenseren is een roeping, begin ik aldoor sterker te geloven. In de modder tast je naar parels. Je roept af en toe verblijd uit dat je er weer eens eentje hebt gevonden.” En: „Maar al te graag zou ik de verbreider van een leesvirus zijn.”

Bemiddelaar
Daar is een recensent voor. Boeken zijn er niet om te worden besproken, maar om te worden gelezen. Wie recenseert, zegt: Zó zou je dit boek kunnen lezen, en om die en die reden vind ik dit wel of geen slecht boek. Hij is een bemiddelaar tussen boek en publiek, hij leidt het gesprek over een boek in, liefst leesbaar en deskundig. Hij is dus geen aankoopadviseur; iedereen mag met hem van mening verschillen, als het maar op grond van argumenten over de tekst is.

De persoon van de criticus is hier natuurlijk ook belangrijk, en het spreekt bijna voor zich dat een christen regelmatig andere oordelen velt en andere voorkeuren heeft dan Peters, die schrijft: „Ons is het ten hoogste gegeven te geloven in de begoocheling door de taal, niet in de verwerkelijking van de wonderen die daarin zijn uit te drukken.” Voor hem is literatuur dus de plaats waar we ons laten begoochelen door wat in het leven onhoudbaar is, of onleefbaar. Maar in feite gaat het in ”De ongeneeslijke lezer” niet om Peters’ opvattingen over literatuur, maar om zijn ideeën omtrent recenseren.

Althans, daarover zou het moeten gaan. Het is iets anders geworden: een mix tussen een bundel krantenstukken, een verzameling essays, een demonstratie kijk-mij-eens-recenseren, en een bevlogen pleitrede voor literatuur en haar besprekers.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer