Zilte memoires van Lucas Lindeboom
Titel:
”Tussen midscheeps en achteruit”
Auteur: Lucas Lindeboom
Uitgeverij: Maritieme Stichting Koopvaardij Historie van de Oost-Indiën, Breedenbroekseweg 3, 7083 AT Voorst (tel. 0315-655159)
Pagina’s: 283
Prijs: € 25,- Hollands glorie op zee kent veel legendarische kapiteins. Een van hen was de vorig jaar overleden kapitein Lucas Lindeboom. Onlangs verscheen postuum zijn laatste boek, ”Tussen midscheeps en achteruit”. Zijn geboorteland was Nederlands-Indië, waar hij enkele jaren in een jappenkamp zat. Toch had Lucas goede herinneringen aan zijn jeugd in Indië. De imposante vloot van de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij die door de archipel voer, heeft hem altijd geboeid.
Na de onafhankelijkheid van Indonesië moest het gezin Lindeboom terug naar Nederland. Vader Jos Lindeboom, aanvankelijk gemeentesecretaris van Makassar, werd najaar 1950 benoemd tot ARP-burgemeester van de gemeente Leens. Voor Lucas een belangrijk Groninger intermezzo in zijn leven. Hij bezocht de hbs in Groningen, maar dat de praktisch ingestelde telg in het gereformeerde en academische geslacht der Lindebomen een uitzondering was, bleek al snel.
Lakens
De Hogere Zeevaartschool te Groningen bleek een uitkomst. De burgemeesterszoon maakte als tiener zelf al een boot en naaide er met grootmoeders lakens eigenhandig een zeil voor! Hij had gevoel voor dramatiek als hij vertelde: „Ik zeilde drie zomers lang met mijn hond of met een vriend door het Van Starkenborgkanaal en het Prinses Margrietkanaal naar de Friese meren. De elementaire zeiltheorieën -hoe zeil je tegen de wind in?- konden me mateloos boeien!”
Jongste kapitein Lindeboom was gedurende zijn varende leven overal te water thuis: van Australië tot Amerika, van de Noordzee tot zijn favoriete Indische archipel. Op de Parijsvaart werd hij ooit verliefd op de Garonne. Hij kon er dan ook -al vertellend- verliefd bij kijken. „Ik dacht toen: Wat een mooi scheepje.” Het was een schip van de stad-Groningse rederij Kamps Scheepvaart, gevestigd aan de Ubbo Emmiussingel. De leiding van het bedrijf was in handen van de heer Kamp, „een autoritaire reder met een stierennek”, volgens Lindeboom.
Op 21 mei 1959 ging Lindeboom als stuurman op de Garonne varen, met als kapitein de Scheveninger Maarten Pronk. „Het schip bevoer met stukgoed en vaten wijn de route Casablanca, Lissabon, O’Porto, Parijs”, placht hij te zeggen. „Ik kwam al snel in de problemen toen Pronk -in barre naoorlogse tijden van uitbuiting- ernstig overspannen werd.” Lindeboom kon voor een verhaal met een climax echt een vertelhouding aannemen. „Ik belde de heer Kamp, omdat ik met enkele matrozen er toch maar alleen voor stond. Kamp zei: (Lindeboom kon goed imiteren) „Lindeboom, zal ik joe ’n nije stuurman stuur’n of ’n nije kaptein?”” Lindeboom moest die vraag even op zich laten inwerken en antwoordde toen: „Een nije stuurman, meneer Kamp.” Kamp vroeg met de weinige woorden van een Groninger of Lucas het wel aandurfde: „Kest wel doun, mien jong?” Lindeboom weer: „Ik dacht van wel, meneer Kamp…” Zo werd Lucas Lindeboom in dienst van een stad-Groningse reder de jongste kapitein onder Nederlandse vlag.
Aanvaring
Terug naar de Hogere Zeevaartschool, daarover lezen we meer in ”Tussen midscheeps en achteruit”. Lindeboom haalde graag herinneringen op aan zijn geliefde docent S. P. de Boer, die zichzelf liefst spottend S. P. de Bo-èr noemde. Hij heeft zijn hele zeevarende leven deze leermeester niet vergeten (De Bo-èr doceerde vakken als zeemanschap, stabiliteit, natte wetten, scheepsbouw en droge wetten) en citeerde hem graag: „Als de kok met zijn dronken kop alle messen tegelijk overboord heeft laten vallen, dan schilt in zo’n noodgeval een allround zeeman de aardappelen desnoods met de bolle kant van een deken.” Een zeeman moet alles kunnen!
Lindeboom zwierf bijna veertig jaar over de wereldzeeën; de langste tijd als kapitein wilde vaart op stukgoed en bulkschepen, op een ”koeienboot” en op een tanker. ”Tussen midscheeps en achteruit” zijn de eigen ’zilte’ memoires van Lucas Lindeboom, uit de tijd dat de koloniale stukgoedvaart op de Grote Oost ten einde liep. Hij beschrijft zijn eerste jaar als stuurmansleerling bij de Rotterdamsche Lloyd, aan boord van het beroemde passagiersschip Willem Ruys, de Wonorato en de Salatiga. Dat gebeurt met de nodige humor, vooral als het gaat over de strenge scheepshiërarchie aan boord. Hij steekt zijn mening niet onder stoelen of banken als het gaat over het hoe en waarom van een van de meest spectaculaire en overbodige aanvaringen van de twintigste eeuw op volle zee, die tussen m.s. Willem Ruys en m.s. Oranje.
Hoewel de kapitein in ruste al enige tijd aan kanker leed, maakten zijn sprankelende geest en zijn doorzettingsvermogen het mogelijk dat dit boek toch nog voltooid werd als leesvoer voor mensen met zout bloed in de aderen, maar ook voor ”walslurpen”, al moeten die de hier en daar wat ruigere taal die door zeelieden wel gebezigd wordt, voor lief nemen. „Ik kan terugkijken op een mooi en interessant leven en ik ben blij dat ik heb doorgezet en veel van de maritieme historie op papier heb gezet, want veel van die oude begrippen, instrumenten en gewoonten zijn verdwenen”, zei hij vaak. Eerder schreef Lindeboom in een twaalfdelige, rijk geïllustreerde serie over de ”Oude KPM-schepen van Tempo Doeloe”.