Aandacht vragen voor kledingregels is niet zedenprekerig
Ze doen niet zelden nogal wat stof opwaaien: kledingregels. Voor de een een vanzelfsprekend baken in zee: Aan deze heldere voorschriften houden wij ons allemaal. Voor de ander een steen des aanstoots: Waar bemoeien ze zich mee, kom niet aan mij!
Als kleren de man of vrouw maken, geeft het tegenovergestelde op zijn minst te denken. Te weinig kleding, kapotte kleding, kleding die totaal uit de mode is, daar wordt al snel iets van gevonden en doorgaans niet in positieve zin. Of deze oordelen altijd terecht zijn, is overigens een tweede.
Het Van Lodenstein College kwam eind vorige week met een aanpassing van de op school geldende kledingvoorschriften. Het wordt jongens toegestaan om gedurende een periode in het jaar korte broeken te dragen. Te korte rokken bij de meisjes zijn niet toegestaan. Draag kleding die tot aan de knie komt, vraagt de school feitelijk.
Dat kledingregels onderwerp van gesprek zijn op reformatorische scholen is niet iets van vorige week. Zeker als de temperaturen stijgen, laait zo’n discussie zomaar weer op, bijna jaarlijks. Dat de verschillende scholen die reformatorisch voortgezet onderwijs aanbieden niet allemaal dezelfde lijn hanteren, maakt gesprekken hierover niet eenvoudiger. Waarom mag hier niet wat daar wel mag, vragen ouders zich niet geheel ten onrechte af.
Voor alle duidelijkheid: een school mág regels stellen, ook op het gebied van kleding. Dat geldt eveneens in het bedrijfsleven: Zo zijn onze manieren, wilt u zich daaraan conformeren? Wat dan weer niet mag, is mensen op basis van deze voorschriften discrimineren of hun vrijheid van meningsuiting hiermee inperken.
Om de zaak in een nog wat breder perspectief te plaatsen: tientallen middelbare scholen in Nederland kennen kledingvoorschriften. Het openbare Grotiuscollege in Heerlen bijvoorbeeld stuurde nog deze week een nieuwsbrief naar ouders waarin wordt gevraagd hun kinderen in bedekkende kleding naar school te sturen. Geen blote buiken, geen diepe decolletés, billen en bovenbenen onzichtbaar.
Kleding zegt iets over mensen, kleding doet iets met mensen. Met een eigen kledingstijl is niets mis, over smaak valt niet (altijd) te twisten. Maar het wordt ingewikkelder wanneer Bijbelse noties als kuisheid, zedelijkheid en ingetogenheid in het geding raken. Dan mag, nee dan moet er aan de bel worden getrokken.
Welke levensovertuiging ook wordt aangehangen, het pijnpunt in kledingdiscussies zit eigenlijk altijd in de hoek van te weinig, te kort, niet bedekkend genoeg. Als dat aan de orde wordt gesteld, zijn kwalificaties als moraalridder en zedenprediker nooit ver uit de buurt.
Dat zij dan maar zo. In de Bijbel is kleding geen ondergeschikt punt. Grenzen stellen en bewaken is daarom –en ook vanuit pedagogisch oogpunt– helemaal niet zedenprekerig. Gekleed staat gelijk aan beschermd, in meer dan één opzicht. Daar de vinger bij leggen, verdient warme steun.