Arabische lente ver weg voor Tunesische pers
Sinds president Saied in 2019 aantrad, is de vrijheid van meningsuiting in Tunesië steeds verder ingeperkt. De vrije media die ontstonden na de Arabische lente zijn aan banden gelegd.
Elke middag voordat hij het kantoor verlaat, zet Ayman (schuilnaam) zijn telefoon uit en verwijdert hij de simkaart. „Ik wil niet dat de autoriteiten nagaan waar ik ben.” Hij is een van de meest prominente mediafiguren van Tunesië en ook een van de weinige journalisten die de autoriteiten nog durven te bekritiseren. Volgens hem is het een kwestie van tijd eer hij opgepakt wordt. Zijn baas werd in februari gearresteerd en ondervraagd.
Het verschil met de onstuimige dagen na de val van autocraat Zinedine Ben Ali (1987-2011) kan niet groter zijn. De Tunesische mediasector maakte toen samen met de rest van de samenleving een revolutie door. De Arabische lente van 2011 leidde tot de val van een streng autoritair regime.
Tot de afzetting van Ben Ali was Tunesië een echte politiestaat. Daarna slaagden de Tunesiërs er op zeer korte tijd in om nieuwe en democratische instellingen op te zetten. Er was plots een functionerend parlement. De president moest verantwoording afleggen en rechtbanken waren onafhankelijk. De revolutie legde ook de kiem voor onafhankelijke media.
De Tunesiërs raakten snel gewend aan kritische berichtgeving en felle politieke debatten. Nu worden deze verworvenheden bedreigd, maar de gewone mensen lijken het niet heel erg te vinden.
In 2011 ging Tunesië dus over van een politiestaat waarin de media deel uitmaakten van Ben Ali’s propagandasysteem naar een plotseling vrije (en aanvankelijk chaotische) mediaomgeving. De omvorming van het medialandschap vond plaats in een context van politieke beroering: een situatie waarin de democratisering voortdurend betwist werd en waarin politieke en zakelijke elites de media graag voor hun eigen doeleinden wilden gebruiken.
Hardwerkende journalisten zagen de grote winst van de revolutie (vrije media) voor hun ogen wegsmelten. Daarbovenop vervreemdden kibbelende politici en ingehuurde commentatoren de Tunesische bevolking van zowel de politiek als de nieuwsmedia.
De presidentsverkiezingen van september 2019 werden geleid door twee door de wol geverfde populisten. Beiden vormden een gevaar voor vrije en kritische media. Nabil Karoui was een charismatische mediamagnaat die zijn eigen tv-zender gebruikte om het politieke klimaat te manipuleren. De conservatieve Kais al-Saied, die de verkiezingen won met 72 procent van de stemmen, was een voormalig universitair docent rechten die de nieuwsmedia liever vermeed.
Er zijn nog steeds sterke journalistieke stemmen die zich uitspreken tegen de aanvallen op de vrijheid van meningsuiting. Toen we functionarissen van het Journalistensyndicaat interviewden, vonden ze het vanzelfsprekend dat ze in de gaten werden gehouden. Deze instelling levert goed werk en deinst niet terug voor de autoriteiten. Ze hadden recent deelgenomen aan een mars voor vrijheid.
Het grotere plaatje is echter somber. Politiek is zo goed als verdwenen van de voorheen intens politieke zenders. Journalisten die politieke verslaggeving willen doen, kunnen daar moeilijk hun brood mee verdienen. Bovendien lijkt Saïed erin geslaagd te zijn grote delen van de bevolking ervan te overtuigen dat de nieuwsmedia deel uitmaken van de corrupte elites. Het gevolg is dat mensen hun nieuws halen uit twijfelachtige berichten op Facebook.
Jacob Høigilt is arabist en hoogleraar aan de Universiteit van Oslo. Kjetil Selvik is politicoloog.
Bron: IPS/The Conversation