Wensdenken over asiel blijkt voor veel politici een valkuil
Een koopman in verwachtingen. Dat hoorde een politicus te zijn, zo vond oud-KVP-premier Jo Cals. Hij moest vergezichten schilderen en het ideaalplaatje dichterbij brengen. Het liefst heel snel en anders stap voor stap.
Kooplui in de politiek zijn er ook na Cals’ dood in 1971 nog altijd volop. Donderdag bleek dat opnieuw toen de asielwoordvoerders van de coalitiepartijen –die van VVD en CDA voorop– gevraagd werd hun eerste duiding te geven van het door de Europese bewindspersonen gesloten onderhandelingsresultaat over het Europese asielbeleid.
Voor Nederland kwam dat EU-overleg op een precair moment. Bewindslieden van Rutte IV overleggen al weken over een maatregelenpakket dat de instroom van asielzoekers naar Nederland moet verminderen. Vooralsnog vruchteloos, dus loopt de druk op. Om die reden ontpopten de woordvoerders zich donderdag tot kooplui. Zij wekten de suggestie dat met de EU-deal de grootste stap in de richting van het zo vurig gewenste maatregelenpakket wel was gezet.
Dat is natuurlijk een verkooppraatje. Het effect van het akkoord, als dat al standhoudt in het Europees Parlement, staat of valt mede met de nauwgezetheid waarmee Griekenland en Italië het uitvoeren. Die toonden zich tot dusver niet de meest betrouwbare partners. Uit de deal volgt verder dat deze landen compensatie krijgen voor het intensiveren van de asielopvang aan hun buitengrenzen. Over de hoogte daarvan kan al snel onenigheid ontstaan: Noord- en Zuid-Europa bakkeleien voortdurend over geld.
Ook de rol van de rechtspraak blijft van belang. Recent wilde Nederland een groepje asielzoekers terugsturen naar Italië omdat ze daar conform de EU-Dublinakkoorden hun eerste asielaanvraag moesten doen. De rechter noemde de opvang in Italië ondermaats en stak daar een stokje voor.
Welke verwachting over het EU-asielakkoord is dan wel reëel? Dat is niet eens zo ingewikkeld. Steeds wanneer zich in de wereld rampen en oorlogen voltrekken, slaan mensen op de vlucht. Verreweg de meesten belanden in kampen in de regio, de overigen zoeken elders hun heil. Bijvoorbeeld in de EU. Het relatieve aandeel dat in Nederland belandt, schiet soms wat omhoog, zoals nu. Maar het kan ook zomaar lager zijn, zoals in 2017, toen Duitsland na het „Wir schaffen das” van Merkel voor Syriërs heel aantrekkelijk bleek. Bezien over de laatste decennia schommelt het aandeel asielzoekers dat in Nederland bescherming vraagt echter rond de 4 procent. Als het de EU ooit gaan lukken om asielzoekers via een EU-verdeelsleutel over de lidstaten te verdelen, is het aannemelijk dat het aandeel dat Nederland dan krijgt toegewezen in die orde van grootte ligt. Dan is het dus wensdenken dat de instroom dankzij meer EU-regie plots fors lager wordt.
Zou het niet beter zijn geweest als VVD en CDA de kiezer donderdag meer hadden meegenomen in dat realistische verhaal? Voor het vertrouwen in de politiek is het eerlijk managen van de verwachtingen van de kiezer beter dan het wekken van valse hoop.