Scheldwoorden hebben geen overtuigingskracht
Hard schreeuwen dat de ander niet deugt, dat lijkt tegenwoordig de belangrijkste manier om een debat te voeren. We hebben dus meer dan ooit mensen nodig die kunnen lezen en luisteren.
Een mens wordt niet vrolijk van het huidige debat, of het nu in de Tweede Kamer is of in de kranten of op de sociale media. Er lopen meer communicatiedeskundigen rond dan ooit, zeker in de politiek, en toch lijkt het wel of we er hoe langer hoe minder van snappen.
Er zijn overigens veel mensen in onze maatschappij die zich aan het debat onttrekken. Ze richten zich op hun eigen kleine leven en hebben de moed opgegeven om nog iets aan de grote wereld te kunnen bijdragen, iets aan de samenleving te kunnen veranderen. Ze vinden zelf dat ze de verstandigste keus maken: niet meer meedoen, en neerkijken op al die schreeuwers die zich elke dag weer opnieuw opwinden. En soms hebben ze daar ook wel gelijk in. Je kunt niet elke scheldreactie van onbekende anonieme twitteraars serieus nemen, dat is een ding dat zeker is.
Toch kan het ook iets defaitistisch of gemakzuchtigs hebben, om je terug te trekken in je eigen wereld van werk en kerk en familie en de rest maar op z’n beloop te laten. Er is moed nodig om je uit te spreken, en moed is nog altijd een deugd.
Maar tegelijk geldt ook: moed zonder wijsheid en voorzichtigheid is bepaald géén deugd. Daarmee breng je alleen maar jezelf en de samenleving in gevaar, zoals tegenwoordig dagelijks zichtbaar is. Het lijkt soms wel alsof de ene helft van Nederland ”fascist” en ”racist” en ”wappie” schreeuwt naar de andere helft, terwijl de andere helft ”deugmens” en ”klimaatgekkie” en ”wokist” naar de ene helft terugschreeuwt. Er zijn ook universele scheldwoorden, die beide partijen gebruiken, zoals ”dom schaap”, of ”trut”, of ”narcist”, of ”boomer”, of ”ophitser”, om nog maar de minst erge te noemen.
Dat is natuurlijk bepaald niet het perfecte recept om gedaan te krijgen wat je wilt. Daarmee bereik je alleen dat standpunten zich verharden en dat het nog maar een kwestie van tijd lijkt voor we met z’n allen écht met elkaar op de vuist gaan. Misschien is dat voor sommigen ook het doel, ik heb geen idee.
Redelijk en beschaafd
Veel mensen willen gewoon dat er nú en híér iets aan het klimaat gedaan wordt, of aan de asielstromen, of aan de hoeveelheid stikstof, of aan de salarissen in zorg en onderwijs, of noem maar op, desnoods ten koste van de rechten of opvattingen van andere mensen. Gewetensvrijheid is een groot goed, dat belijdt iedereen met de mond, maar als we vinden dat andermans opvattingen of acties de wereld schade toebrengen, wordt het een ander verhaal.
De grote vraag blijft evenwel: wíé bepaalt dan wat schadelijk is, en wíé besluit wat er ingeperkt moet worden? In elk geval niet wij met z’n allen op de sociale media, lijkt me. Het enige wat wij, simpele burgers, kunnen doen is proberen de ander te overtuigen als hij het (volgens ons) mis heeft. In alle redelijkheid en beschaafdheid. Maar juist daar ligt een probleem, want we oefenen ons in het algemeen steeds meer in luidkeels onze mening laten horen –„omdat je anders niet gehoord wordt”– en steeds minder in bescheidenheid.
Ook als christenen gaan we vaak mee in die manier van denken en doen, we „vechten terug” op de manier van de wereld. Maar de vraag is wat we ermee bereiken. Geen misverstand: het lijkt me heel goed als christenen op allerlei posten hun mening laten horen. Maar dan op een heldere en beschaafde manier, met respect voor de ander als mens – zelfs als die ander jou wél aanvalt, zelfs als je het totaal oneens bent met zijn opvattingen. Het gaat er immers om de ander te overtuigen, niet te overrulen. Niemands geweten kan gedwongen worden.
Hard schreeuwen is daarom niet de oplossing, en op de persoon spelen ook niet. Dat zijn alleen maar perfecte manieren om iemand woest te krijgen. Ga maar na: wanneer wil je iets van een ander aannemen en erover nadenken? Niet als hij je persoonlijk aanvalt, je uitscheldt of uitlacht, je beweegredenen of je goede bedoelingen in twijfel trekt. Wel als je het gevoel hebt dat hij zijn best doet om je te begrijpen, dat hij als mens respect voor je heeft – ook al is hij het totaal niet met je eens.
Wat we dus nodig hebben zijn niet nóg meer debatteervaardigheden en communicatiestrategieën die alleen maar helpen om je eigen mening nóg beter over het voetlicht te krijgen. Wat we nodig hebben zijn kennis en inlevingsvermogen. En die twee ontwikkel je het beste door te lezen en te luisteren, door stil te zijn terwijl een ander praat, door na te denken over wat die ander zegt zónder dat meteen als een aanval op jezelf of je eigen positie te zien.
Eigenlijk hebben we het over een oefening in nederigheid. Misschien heeft de ander kennis te bieden waaraan het jou ontbreekt. Ook jij kunt het mis hebben, het is goed om daar eerlijk over na te denken. Wat niet betekent dat je automatisch water bij de wijn doet. Integendeel, luisteren naar de ander kan je ook sterker maken in je overtuiging, omdat je er beter over hebt nagedacht. Je wordt alleen wat minder belerend en betweterig en onuitstaanbaar.
Misschien zijn er inmiddels te veel mensen in Nederland opgegroeid met het idee dat ze allemaal „koningen en koninginnen zijn”, dat ze over alles een „eigen mening” moeten hebben en dat niets in het leven zo belangrijk is als jezelf zijn en jezelf goed kunnen presenteren. Misschien moeten we weer wat meer terug naar vormen van opvoeding en onderwijs die extra accent leggen op aandachtig luisteren en lezen zonder zélf te praten. Gewoon klassikaal lezen op school, gewoon naar een preek luisteren in de kerk, gewoon een (voor)leeshalfuurtje voor het slapen gaan. Zonder dat je meteen je eigen mening hoeft te geven.
Daar zou niet alleen de leesvaardigheid in dit land van kunnen opknappen –het is schrikbarend om te beseffen dat een kwart van de jongeren nu niet voldoende leesvaardig is om zich te redden in de maatschappij–, maar ook de mentaliteit.
De auteur is journalist en schrijver.