Petra Verhelst voelt zich thuis in Rotterdam, de stad waar ze een afkeer van had
„Denk maar niet dat we ooit in Rotterdam gaan wonen”, zei Petra Verhelst (49) zes jaar geleden nog tegen haar man Mark. Nu zou ze niet meer weg willen uit de stad waar ze aanvankelijk zo’n afkeer van had. „Vroeger voelde ik me thuis omdat we zo’n heerlijk huis en mooie tuin hadden. Dit is volslagen anders.”
De straat ligt ingepakt tussen hoge huizenrijen. Hier, in hartje Rotterdam, klinkt het rumoer van de stad nooit ver weg. De entree van de portiekflat waar de familie Verhelst woont, grenst pal aan de stoep. Het is allemaal zo compleet anders dan de twee-onder-een-kapwoning die het gezin bijna vijf jaar geleden verliet. Compleet anders ook dan het Zeeuwse dorpje waar Petra Verhelst opgroeide.
Vroeger lazen ze zondags thuis preken van reformatoren en puriteinen. Tegenwoordig zit ze in de zendingsgemeente van Hart voor West. Tussen blank en zwart, rijk en arm, refo en rasechte Rotterdammer. Ze is betrokken bij de kinderbijbelclub, en is bij Thuis in West –de diaconale tak– de drijvende kracht achter het repaircafé en de kledingbeurs. Bij het wijkcentrum hing ze samen met een collega een voedselkastje op, waar mensen eten in kunnen leggen dat ze zelf niet gebruiken. „Binnen een uur is het altijd weg”, zegt Verhelst. „Als er niets in zit, zie je mensen soms teleurgesteld langslopen.”
Verhuizen naar de armste stad van Nederland, dat was niet een weg die ze zelf bedacht. Geen haar op haar hoofd dacht eraan om in een grote stad te wonen, vertelt Verhelst als ze koffie en zelfgebakken notentaart op tafel heeft gezet.
Wat had u er zo op tegen?
„Rotterdam vond ik een vreselijke stad. Al die moderne gebouwen, ik had er helemaal niks mee. Toen we eens op bezoek waren, dacht ik: hoe kun je híér leven? Hoe kun je híér wonen? Al die huizen zo dicht op elkaar, al die mensen, al die uitlaatgassen in de straat. Ik had er een lijfelijke afkeer van, haha!” Dan, serieus: „Maar we ervaarden dat God ons riep.”
Hoe dan?
„In de zomer van 2017 spraken we Cees van Breugel (evangelist bij Hart voor West, ALV) op een gezinskamp. Hij zou een leefgemeenschap beginnen in de Rotterdamse wijk Middelland en vroeg of dat niet wat voor ons was. Ik was heel beslist: Dat gaan we niet doen. Maar het liet Mark niet los. Dus gingen we toch eens kijken in Rotterdam. Onderweg zei ik nog: „Ik vind het leuk om met ze af te spreken, maar denk maar niet dat we ooit in Rotterdam gaan wonen.” En nadat Cees over het project had verteld, was ik stellig: „Niet zolang de kinderen thuis wonen.” En: „Ik geloof dat ik m’n roeping in Veenendaal heb.” Cees was heel wijs. Hij zei alleen: „Ik begrijp het.” Hij stelde voor om te bidden en nog een wandeling te maken. In dat gebed legde hij de nood van de wijk voor aan God. Dat een mens zonder Hem ten dode is opgeschreven. Op dat moment ervaarde ik sterk de stem van God. Hoe precies is lastig onder woorden te brengen, maar ik wist: ik moet het doen.”
Hoe ging u daarna naar huis?
„Mijn hoofd was één warboel. We hebben God om bevestiging gevraagd en die heeft Hij elke dag gegeven. Door de preek op zondag, door een dagboekje. Ook vroegen we onze evangelisatieouderling om raad en legden we het besluit voor aan onze twee oudste kinderen. Zij zeiden al snel: „Als jullie ervaren dat God je roept, moet je het doen.” We konden er niet meer onderuit.”
Wat maakte dat u de stap naar Rotterdam echt kon zetten, ondanks alle weerstand die er aanvankelijk was?
„Dat vroeg ook gehoorzaamheid. God roept, en dus moesten we ons huis te koop zetten en moest Mark ander werk zoeken. Mijn leven is nu zo veel rijker. Heel apart.”
Waar zag u vooraf het meest tegenop?
„Het wonen in een appartement met een balkonnetje. Ik was erg gehecht aan m’n huis. Belangrijk vond ik dat een huis je thuis is, als een jas om je heen voelt. Niets mis mee, maar ik zat er te veel aan vast. Ik vroeg me af hoe ik kon wonen in zo’n betonnen ruimte.”
En, kan dat?
„Ik voel me hier ontzettend gelukkig. Een poosje heb ik nog last gehad van zelfmedelijden, nadat we een keer in onze toekomstige woning hadden gekeken. Terug in Veenendaal barstte ik in huilen uit. „Daar kan ik niet wonen”, zei ik tegen Mark. In die tijd kregen we een kerstkaart met de tekst: „Want u kent de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij omwille van u arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden.” Toen ik dat las, dacht ik: wat zit ik toch te zaniken over die verhuizing naar Rotterdam? Wat is mijn kleine stap nou in vergelijking met wat Jezus deed, Die al Zijn heerlijkheid aflegde en hier op aarde kwam als een kwetsbaar Kind in een kribbe? Daarna heb ik van die gedachte nooit meer last gehad. Dat is echt iets van God, niet van mezelf.”
Hoe vonden de kinderen het om te verhuizen?
„De twee jongsten gingen huilen toen we hun ons besluit vertelden. Dat was een lastig moment. Je wilt je kinderen geen pijn doen. Maar ze bleken flexibel en hebben hun leven hier goed opgepakt. Omdat ik de meiden graag wilde voorbereiden op de overstap, heb ik ze een paar gesprekken bij een coach laten voeren. Later zeiden ze: „Mam, dat had van ons helemáál niet gehoeven.””
Hoe hebt u de overgang ervaren van de Biblebelt naar een seculiere omgeving?
„Je wordt aan alle kanten geconfronteerd met de rauwheid van het bestaan. Prostitutie- en goktenten zitten om de hoek. We zien hier wat het leven zonder God inhoudt, wat het betekent als je Hem loslaat. Sinds we in Rotterdam wonen, besef ik pas echt hoe goed Gods geboden zijn. Dat Zijn pad bewandelen je voor veel kwaad bewaart. Met de kinderen praten we daar veel over.
We denken ook meer na over keuzes. Soms maken we andere keuzes dan in Veenendaal. Daar speelden de kinderen zondags niet op straat. Maar het zou absurd zijn als ze nu op het balkon moesten blijven. We laten ze dus gerust een balletje trappen in het park.”
U woont hier in een leefgemeenschap. Biedt dat ook steun in zo’n omgeving?
„Het maakt inderdaad alle verschil dat we omringd zijn door christenen. Eenzaam hoeven we ons niet te voelen. Wat ik zo mooi vind, is dat het gebed hier centraal staat. Dat doet je beseffen: we kunnen niets uit onszelf. Als team hebben we een wekelijks gebedsmoment en eens in de veertien dagen komen er gebedsgroepjes van Hart voor West bijeen. We bidden om Gods werk in harten van mensen en dat we zelf vol blijven van God. Ook teleurstellingen leggen we voor Hem neer. Bijvoorbeeld over mensen die dichterbij lijken te komen en dan ineens weer verdwijnen.
Overigens denken mensen bij een leefgemeenschap soms aan een vrije in- en uitloop. Maar wij hechten wel aan onze privacy. De voordeur zit altijd dicht. Bewoners van de leefgemeenschap, drie gezinnen en een aantal singles, zetten zich samen met tientallen vrijwilligers in voor Thuis in West. Op woensdag- en zondagavond eten we met elkaar en met buurtbewoners. Belangrijk is dat we als leefgemeenschap geen groep christenen op zich worden. Het doel is: er zijn voor de wijk, relaties leggen, voorzien in de noden van mensen. Daarachter ligt het verlangen dat zij God leren kennen. Daarom bid ik veel om een opening om iets over Hem te vertellen.”
Gebeurt dat ook vaak?
„Ja, dat vind ik verbazend. Rotterdammers zijn open, leggen al gauw hun hele leven op tafel. Veel mensen lopen met vragen over de zin van hun leven. Een tijd geleden kwam er een mevrouw bij het repaircafé. Toen ze hoorde dat we net dicht waren, barstte ze in huilen uit. Ik nodigde haar uit voor een kop koffie en toen kwam er een heel verhaal over haar problemen. Deze mevrouw kwam binnen met een kapot apparaat en ging uiteindelijk weg met gebed. Zo worden mensen op je pad geplaatst.”
Ze is even stil. „Ik besef zo dat Gods Geest het doet. Ik mag het Evangelie delen en voor deze mensen bidden, maar God opent harten.”
Ziet u ook dat mensen door dit soort contacten uiteindelijk naar de kerk komen?
„Zeker. Zelf ben ik iemand die graag snelle stappen neemt en resultaatgericht werkt. Maar ik moet telkens weer afgestemd zijn op wat God doet. Steeds meer ontdek ik dat Hij de tijd neemt om met mensen op te trekken. Ik denk aan een vrouw van een jaar of zestig, die een eenzaam leven leidde. Op een dag liep ze het buurthuis binnen. Ze raakte in gesprek met collega’s, stond op een gegeven moment open voor Bijbellezen en later voor gebedspastoraat. Nu volgt ze doopcatechese. Dat heeft wel drie of vier jaar geduurd.”
Wat houdt dat gebedspastoraat precies in?
„Dan spreken en bidden Cees van Breugel en ik het hele leven van iemand door. We gaan altijd vier thema’s langs. Als eerste wonden: moeilijke ervaringen of omstandigheden. Daarna zonden – bijna te vergelijken met de biecht. Mensen moeten daarvoor een drempel over, maar ervaren het als ontzettend bevrijdend om zonden open te leggen, bij God te brengen en vergeving te vragen. Vervolgens praten we over bindingen, zoals verslaving aan drugs, alcohol of porno. We ontmoeten ook veel mensen die door een gebroken thuissituatie zijn gaan geloven dat ze niks waard zijn. Dan lezen we Psalm 139. Het laatste onderdeel gaat over occulte machten. Soms hebben mensen vroeger glaasje gedraaid of geprobeerd met de geest van een overleden familielid in contact te komen. Pastoranten ervaren heling en bevrijding door dit bij God te brengen.”
Hoe ervaart u het om die gesprekken te doen?
„Ze zijn het allermoeilijkste en tegelijk het allermooiste van mijn werk. Omdat je met lege handen staat. Je luistert naar de persoon, maar vooral naar God. Het moeilijkste is om alles uit handen te geven. Dat ik niet met mijn woorden, gedachten of visie kom. Maar bid: „Heere, wat moet ik zeggen?” Vaak ervaren we dat de woorden die wij spreken of bidden Zijn woorden zijn.”
Hoe is de bewogenheid met de medemens zonder God bij u ontstaan?
„Mijn overbuurvrouw in Veenendaal ging op zondag geregeld met een gitaar en kinderbijbel een achterstandswijk in. Vanaf een bankje vertelde ze de kinderen dan het Evangelie. Ze vroeg me mee te gaan. Het gaf me zo veel vreugde om kinderen die nergens van weten uit de Bijbel te vertellen. Later gaf ik ook kinderbijbelclub op een camping in de buurt en bij de evangelisatiepost in Hoorn.”
Bij kinderen is het vaak lastig om het effect te zien. Wat gaf u dan precies vreugde?
„De vreugde zit niet in het resultaat, maar in het delen van de goede boodschap. Als je ziet dat mensen de Heere Jezus aannemen als hun Redder, dan is dat een soort vervolmaking van de vreugde. Maar die begint met het zaaien.
In de tijd dat ik voor de klas stond, vond ik het Bijbelverhaal vertellen al het allerheerlijkst. De reken- en taallessen deed ik omdat het moest. Daar lag m’n hart niet.”
Hoe zag uw jeugd in Zeeland eruit?
„Ik ben vrij geïsoleerd opgegroeid. We waren geen lid van een kerk, maar lazen zondags thuis preken. Mijn ouders waren ervan overtuigd dat er in de kerk zo veel misstanden waren dat je daar beter niet kon zijn. Met zestien kinderen was ons gezin al bijna een gemeente op zich. Zelf wilde ik dolgraag naar een kerk, ik vond thuislezen benauwend. Het leek me fantastisch om lid te zijn van een jeugdvereniging. Als tiener voelde ik me vaak anders dan de rest. Toch hebben we ontzettend veel meegekregen van onze ouders.”
Wat dan precies?
„We lazen de boeken van Bunyan, de Erskines, John Owen en andere puriteinen. Zij zeggen allemaal: Het Evangelie is er voor iedereen, wie je ook bent en wat je ook gedaan hebt. Ik geloof dat God dat gezegend heeft. Ik wist dat ik zondig ben, maar ook dat Jezus gekomen is voor de grootste van de zondaren. Tijdens mijn stille tijd legde ik m’n vinger bij de beloften: „Heere, geef dat dat ook bij mij mag gebeuren.”
Mijn ouders besteedden veel tijd aan Bijbelonderwijs. Voor onze Bijbelstudie maakten we als tiener hele referaten. Heel waardevol, al miste ik het gesprek met andersdenkenden. Dat kwam na de middelbare school wel, op de christelijke pabo in Middelburg. Ik wilde eigenlijk naar de Driestar, maar dat mocht niet. Mijn vader zei: „Je leert juist voor je geloof uitkomen op een school waar mensen niet reformatorisch zijn.””
Was dat ook zo?
„Ik vond het maar lastig. Je bent 17 en krijgt allerlei vragen. Toen de godsdienstles over de uitverkiezing ging, zei de docent: „We hebben iemand in de klas die uit die kringen komt, dus zij kan wel uitleggen hoe dat zit.” Zo, onvoorbereid, moest ik voor de klas!”
Moest u ook uitleggen dat u als christen niet naar de kerk ging?
„Ja, maar het grappige is dat mijn klasgenoten een huisgemeente wel een normaal verschijnsel vonden. Terwijl vriendinnen altijd vragen hadden over hoe wij dat dan deden op zondag.”
Wanneer kwam u voor het eerst in de kerk?
„Met mijn ouders zijn we een paar keer in een kerk geweest. Toen ik op kamers woonde, bezocht ik de christelijke gereformeerde kerk in Werkendam. Daar lieten mijn ouders ons vrij in. In het begin was ik tot tranen toe geroerd om de massale samenzang. Dat zingen met zo’n hele kerk vond ik zó bijzonder.”
U was natuurlijk ook niet gedoopt.
„Na ons trouwen gingen we in Veenendaal wonen en volgde ik belijdeniscatechisatie in de christelijke gereformeerde Pniëlkerk. De doopdienst was door alle zenuwen niet de mooiste kerkdienst. Al die mensen die vanaf de galerijen op je neerkeken: ik vond het gruwelijk spannend. De eerste avondmaalsdienst heb ik wel als heel bijzonder ervaren. Omdat de focus toen niet op mij lag.”
U bezoekt nu diensten die gericht zijn op mensen die weinig of niets van het geloof weten. Krijgt u daarin zelf voldoende voeding?
„Het Evangelie wordt laagdrempelig gebracht, maar dat doet niets af van de diepgang. Pas hadden we een prachtige belijdenisdienst over het dagelijks opnemen van je kruis en het navolgen van Christus. Een leven van zelfverloochening betekent je eigen ik opzijzetten en God centraal stellen. Die boodschap doortrekt alle preken en voorkomt een oppervlakkig Evangelie. Ik leer net zo veel van een preek als een bewoner uit de straat die voor het eerst in de kerk komt.”
Hebben de ervaringen in Rotterdam uw geloof veranderd?
„Ik zie wat God doet in mensenlevens. Bij het gebedspastoraat hadden we pas een man die christelijk is opgevoed, maar vanaf zijn tiende alles heeft gedaan wat God verbiedt. Bij de afsluiting deed hij een gebed, zó ontroerend. Hij vroeg vergeving voor alles wat hij verkeerd had gedaan, noemde zichzelf het verloren schaap: „Ik dwaalde af, maar God zocht mij op.” Gods Geest is aan het werk. Dat geeft me hoop. Want wat Hij in het verleden deed, geeft garantie voor de toekomst. Ik ben meer gaan pleiten op de beloften. Zoals deze: „Mijn Woord zal nooit leeg terugkeren, maar doen wat Mij behaagt.” Als ik moedeloos ben, zeg ik: „Heere, hier staat het. U hebt het zelf gezegd.” Hij kan Zijn eigen Woord niet laten liggen.”
Wie is de Heere Jezus voor u persoonlijk?
„Mijn Redder, Die mijn zonden op Zich nam. Dankzij Hem mag ik leven in een herstelde relatie met de Vader. Rond mijn belijdenis worstelde ik met vragen: eigen ik mezelf iets toe wat niet van mij is? Tot mijn zwager, die ook predikant is, zei: „Als het allemaal niets was, sluit dan nú een nieuw verbond met God. Ga op je knieën en belijd dat het van jezelf was.” Dat hielp me om het anker in Christus uit te werpen in plaats van in mezelf.
Pas las ik dat een christen als een kanaal is waardoor Gods rijkdommen stromen naar mensen om je heen. Je bent maar een kanaal. Als je een reservoir was, hield je die rijkdommen vast. Maar dan zou je putten uit jezelf. Nee, ik moet telkens weer terug naar de Bron búíten mijzelf.”
Daar kom je misschien juist hier achter.
„Exact. Ik had God in Veenendaal minder hard nodig. Mijn leventje liep wel. Tuurlijk, ik bad wel en ging naar de kerk, maar was m’n focus goed? Dat is ook hier een blijvende vraag: blijf ik op God gericht? Dat doel heb ik ook nu niet behaald. Totaal niet. Zelfs op deze plek kun je je comfortabele leventje op den duur weer opzoeken. Dan heb ik het bijvoorbeeld helemaal gehad met iemand die wil dat ik langskom. Ik ben eigenwijs, hoor. Telkens denk ik: dit is goed, dat is goed. Nee, ik moet naar God. Wat zegt Hij?”
In hoeverre voelt u zich nu thuis in Rotterdam?
„Helemaal. Ja, echt. Omdat ik doe wat God vraagt, omdat we het als christenen met elkaar doen en omdat het zo heerlijk is om van betekenis te zijn voor anderen. Ik zou nu niet meer, zoals vroeger, zeggen: Ik voel me thuis, want ik heb zo’n heerlijk huis en zo’n mooie tuin. Dit is volslagen anders.”
Zou u nog terug willen naar Veenendaal?
„Nee. We hebben daar mooie jaren gehad. Maar ik heb hier zo veel teruggekregen. Ik leer van de vragen die mensen stellen, maar ook van christenen uit andere culturen. Hoe zij God in álle kleine dingen aanroepen.”
U wilt hier wel oud worden?
„Weet je dat ik me helemaal niet met de toekomst bezighoud? Ik heb geen flauw idee of we hier over tien jaar nog wonen. God leidde ons leven naar Rotterdam. Hij wil ons hier hebben, voor onbepaalde tijd. Als Hij zegt dat het tijd is om te gaan, dan gaan we.”
Petra Verhelst-Luiten
Petra Luiten (49) wordt geboren in Kampen als vierde in een gezin van zestien kinderen. Op haar vijfde verhuist ze naar Middelburg en later naar het nabijgelegen Sint Laurens. Ze volgt de pabo in Middelburg en geeft een aantal jaar les op school in het Brabantse Andel. In Werkendam ontmoet ze Mark Verhelst, met wie ze trouwt en in Veenendaal gaat wonen. Samen krijgen ze vier kinderen: Joachim, Anne-Gerie, Machteld en Deborah – nu tussen de 13 en 21 jaar. Sinds 2018 maakt het gezin deel uit van een leefgemeenschap in Rotterdam, die gelieerd is aan buurtcentrum Thuis in West. Verhelst zet zich deels betaald en deels vrijwillig in voor dat missionaire project. Het gezin is aangesloten bij Hart voor West, een zendingsgemeente van de Christelijke Gereformeerde Kerken.