Vleermuis in het nauw door dichte spouw
Nederland heeft al een nationale vogel, de grutto. En een dezer dagen wordt de uitslag van de Nationale Bloem Verkiezing bekendgemaakt. Wellicht is het nu tijd voor de verkiezing van de nationale vleermuis. Als het aan de Zoogdierenvereniging ligt, zou dat de meervleermuis kunnen worden. Net als de grutto een bedreigde soort waarvoor Nederland van groot belang is. En daarom is 2023 uitgeroepen tot Jaar van de Meervleermuis.
De zachte avondzon beschijnt alleen nog de bovenste helft van de hoogbouw in Groningen-Noord als Klarissa Nienhuys, coördinator van Vleermuiswerkgroep Groningen, reeds ter plaatse is om het onderzoeksgebied te verkennen. Hier in Selwerd zit een kraamkolonie van de vrij zeldzame meervleermuis. En vanavond wordt hier en op andere plaatsen geteld om een beeld te krijgen van de aantallen. Het gaat namelijk niet goed met deze soort, die, zoals de naam al suggereert, jaagt boven grotere wateren en vooral in het westen en het noorden van het land voorkomt.
De meervleermuis is een typische gebouwenbewoner die bedreigd wordt door renovatie en spouwisolatie. Als er niets gebeurt, zo schat de Zoogdiervereniging, is dit bijzondere dier in 2030 uit Nederland verdwenen. En dat terwijl 5 tot 10 procent van de wereldpopulatie op enig moment in het jaar in Nederland verblijft, en bijna 30 procent van het aantal Europese jongen hier geboren wordt. Mede hierom is deze vleermuissoort streng beschermd.
In Selwerd heeft een groep vrouwtjes een rijtje portiekflats uit de jaren zeventig verkozen als plek om jongen ter wereld te brengen. Maar deze gebouwen zijn verouderd en woningstichting Nijestee wil ze slopen. Nienhuys –die onlangs werd geridderd voor haar inspanningen voor vleermuizen– loopt naar de zuidoostkant van de Hazelaarstraat en wijst naar de bovenste van de drie woonlagen. „Daar, op nummer 13, is de kolonie bij toeval ontdekt. Een aantal jaren geleden werden we gebeld door de bewoonster. Ze hoorde vleermuizengeluiden achter de wand. Dat vond ze énig. Het bleek een kolonie van gewone dwergvleermuizen te zijn.”
In 2016 nam Nienhuys met andere leden van de Zoogdiervereniging opnieuw een kijkje. „Toen hoorden we ze joelen. Vreemd, dachten we, want ze hadden al buiten moeten zijn. En de dieren die we zagen, waren ook te groot voor dwergvleermuizen.”
De diertjes bleken te zijn vervangen (of verjaagd) door meervleermuizen. Een aangename verrassing, want rond 2010 was de enig bekende kraamkolonie in Appingedam spoorloos verdwenen. Die huisde zeker vanaf 1980 in een woonhuis, maar was nergens meer te bekennen. „Volgens de nieuwe bewoner waren alleen de goten dichtgemaakt, maar blijkbaar ook de toegang tot de spouw”, vertelt Nijestee.
Volgens dé meervleermuizendeskundige, Anne-Jifke Haarsma, is er in de provincie Groningen ruimte voor zo’n 600 meervleermuizenvrouwtjes. In heel Nederland zijn er zo’n 14.000 vrouwtjes. Nog niet alle kolonieplekken zijn gevonden, maar bekend is dat er in de provinciehoofdstad twee zijn; een in Zuid en een in Noord. Wel verplaatsen de dieren zich regelmatig, afhankelijk van de temperatuur.
Hittegolf
Nienhuys loopt naar de andere kant van de straat en wijst op een kopgevel aan de noordkant. „Tijdens de hittegolf van vorig jaar juni bleken ze daar te zitten, in de schaduw van die kastanjeboom.” Het meest geliefd blijken hier echter dilatatiespleten, nauwe ruimten die het hele gebouw in vakken delen. Mits er bovenaan een invliegopening is, zoals bij de westelijke flat aan de Hazelaarstraat. Hier hebben de dieren veel ruimte om zich te verplaatsen naar een plek met de juiste temperatuur voor de jongen.
Onlangs is er een zoektocht naar soortgelijke plekken gehouden in de wijde omgeving, en bij een naburig gebouw is de dilatatie bereikbaar gemaakt als extra woongelegenheid tijdens de sloop van het complex waar de vleermuizen hun verblijfplaats hebben. „Nijestee heeft net als alle woningbouwverenigingen met de gemeente en de provincie een contract gesloten om bij ver- en nieuwbouw en isolering van gebouwen bij voorbaat rekening te houden met de vleermuizen”, vertelt Nienhuys. „Bij dit plan zijn wij al vanaf het begin betrokken, dat is uitzonderlijk.”
Via de Eikenlaan loopt de coördinator van de lokale vleermuiswerkgroep naar de andere kant van het buurtwinkelcentrum en wijst daar op een nieuw gebouw. „Die spleten zijn van inbouwkasten voor dwergvleermuizen, en langs de hele bovenrand heeft Nijestee op advies van Anne-Jifke Haarsma een boeiplank aangebracht waarachter de meervleermuizen in een soort spouw kunnen komen, in alle windrichtingen. Nu maar hopen dat ze het gebouw zullen vinden.”
De zon gaat onder, het is tijd om terug te gaan naar de Hazelaarstraat. Daar komen de tellers een voor een binnendruppelen. Ook Petra Nijwening, die destijds in het koloniehuis in Appingedam woonde, is van de partij. Erwin den Hartog van de Vleermuiswerkgroep is de afgelopen week al op onderzoek geweest. Hij acht de dilatatie aan de westkant van de Hazelaarstraat als meest kansrijk voor vanavond. Maar ook op alle andere plekken waar meervleermuizen zijn waargenomen wordt gepost.
Gewapend met een detector waarmee het ultrasone echolocatiegeluid van de vleermuizen hoorbaar gemaakt wordt, spoedt ieder zich naar zijn plek. De schemering valt nu snel in.
Om dertien over halftien klinken er tikken uit de detector van Den Hartog. De eerste vleermuizen vliegen. Het zijn gewone dwergvleermuizen, de kleintjes die overal voorkomen, maar ook spouwmuren bewonen en dus eveneens bedreigd worden.
Het wordt donkerder, maar nog steeds is er geen meervleermuis te zien of te horen. Klokslag tien uur komt Nienhuys aanlopen: „Ze zitten op nummer vijftig.” Dus haast iedereen zich naar de hoek Hazelaarstraat-Mispellaan, waar Liesbeth Cavé en Ronald Bats aan het tellen zijn. Cavé heeft er al vijftig uit de noordhoek zien vliegen en al snel klinken er weer tikken op 35 kilohertz. Vanonder de dakrand maakt zich een snelle, donkere schim los. Een middelgrote vleermuis. Kan niet missen. Het dier zwenkt naar het westen en vliegt dan langs de bomen vermoedelijk zo snel mogelijk door naar de vloeivelden van de Suikerunie, als tussenstop op weg naar het Leekstermeer. Bij de vloeivelden dreigt voor de toekomst trouwens een nieuw gevaar, want op die plaats moet een woonwijk komen, en bij de gemeente Groningen staan vleermuizen nog niet zo scherp op het netvlies als bij Nijestee.
Langzaam worden de tussenpozen tussen de uitvliegers groter, en om tien voor halfelf verlaat de laatste meervleermuis de kolonieplaats. Cavé heeft er maar liefst 85 geteld, en Bats aan de andere hoek 22. Een mooi resultaat, maar dan komen andere meldingen binnen: Sauwerd hooguit twee, Appingedam nul. Dat wordt weer zoeken.
De tellers hopen dat de kolonie voor Selwerd behouden blijft wanneer de gebouwen een voor een zullen worden ontmanteld en de nieuwbouw rijkelijk wordt bedeeld met vleermuisvoorzieningen.