Als eenheid in kerk bedreigd wordt, wijst Bijbel de weg
Na de uitstorting van de Heilige Geest „waren allen die geloofden bijeen” (Handelingen 2). Paulus roept de Efeziërs op „zich te beijveren om de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede”. Maar wat moeten Gods kinderen doen als de eenheid ver te zoeken lijkt? De Schrift wijst dan de weg.
In 1 Petrus 5:6 staat: „Vernedert u dan onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te Zijner tijd.” Bij onenigheid, een dreigende scheuring of openlijke dwalingen in de kerk kunnen we gemakkelijk in onheilige toorn ontsteken. Laten we echter eerst ons hart onderzoeken. Zijn er soms redenen waarom God een zorgelijke situatie toelaat of zendt? Verstaan we Zijn spreken daarin? Leg dit voor aan de Heere. Hij weet ervan maar wil ook dat we elke zorg in Zijn hand geven. Het gaat om Zijn zaak, Zijn Naam en Zijn gemeente.
Dus niet weglopen. Wanneer in de gemeente (Christus’ gemeente) wordt getolereerd wat tegen Gods Woord ingaat, moeten we niet meteen zeggen: „Dit is mijn gemeente niet meer.” Het is Gods gemeente en ook úw gemeente. Als er een inbreker in huis is, wie moet er dan vertrekken? Toch zeker de inbreker? Wat zou er veel gewonnen worden als we krachtig en standvastig zouden blijven benoemen wie en wat niet in Gods gemeente thuishoort. Ook de reformatoren gingen niet op eigen initiatief de kerk uit.
Overigens, wanneer een patstelling in de kerk lange tijd voortduurt, dan is er voor Gods kinderen een valkuil: dat de situatie went, dat we er niet meer van wakker liggen.
Vermanen
Wanneer in de gemeente de waarheid geweld aangedaan wordt, moeten we ons in het licht van Gods Woord een mening vormen. Er zijn zaken waarin genuanceerd gedacht en opgetreden moet worden. Denk aan situaties waarover Paulus schrijft in Romeinen 14. Maar er zijn ook zaken waarin de waarheid van Gods Woord niet verdoezeld moet worden met mooie woorden.
Als iets de kerk binnensluipt wat de Geest die met Pinksteren geschonken is, blust en bedroeft, iets wat de eenheid breekt (zoals afwijkingen van de Schrift), dan moeten we vermanen. Ook als we geen predikant of ambtsdrager zijn. Vermaners zijn vaak niet geliefd. Ze moeten er ook op letten hóe ze hun waarschuwing brengen. Niet hoogmoedig, maar ootmoedig. Niet om af te breken, maar om op te bouwen. Maar vermaners moeten er wel zijn. Ook wie al meermalen iets on-Bijbels heeft aangekaart, brieven heeft geschreven, zorgen of zonden aan kerkenraad, classis of synode heeft voorgelegd, moet dat blijven doen.
Als er dan toch een breuk in de kerk komt, zullen er vaak aan beide zijden van de breuk kinderen van God zijn. Laten we daar oog voor houden. Laten zij die bleven niet oordelen over hen die gingen en zij die gingen niet over hen die bleven. Beter dan met de beschuldigende vinger naar elkaar wijzen, is dat we in de breuk een oordeel van God zien en daar samen onder buigen.
Kenmerk
Het hoeft ons niet te verwonderen dat de eenheid van Gods kerk bestreden wordt. In iedere oorlog zoekt de tegenstander bij zijn vijand verwarring en verdeeldheid te zaaien. Wie van de Heere zijn, moeten daar alert op zijn. Tegelijk is het ook een kenmerk van het werk van de Geest die in hen woont dat zij „een vriend, een metgezel zijn van allen die Zijn Naam ootmoedig vrezen” (Psalm 119:32).
De auteur is predikant van de ICF in Delft.