Op weg naar Pinksteren
Wat moet er gebeuren zodat het vertrouwen in de kerk weer toeneemt?
Het is niet best: de lage cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek jaarlijks publiceert waar het gaat om het vertrouwen dat de bevolking in kerken heeft. Ook de afgelopen weken lag de kerk weer op deze statistische pijnbank. Geen enkel ander instituut krijgt zo weinig vertrouwen. Nu is dat helaas geen verrassing, omdat dit al jarenlang het geval is. Daarom schrikken we er ook niet meer van. Trouwens, we kunnen het nog verklaren ook. Want leg bijvoorbeeld de cijfers van de ontkerkelijking ernaast: dan is het toch logisch dat mensen die weinig of niets met de kerk hebben, uitspreken geen vertrouwen te hebben in zo’n instituut?
Juist degenen die er niet mee zijn grootgebracht en ex-kerkgangers geven de kerk het slechtste rapportcijfer. Zegt dat dan niet minstens zoveel over henzelf als over de kerk die zij de rug toekeerden? En zo is het ook niet echt opzienbarend dat, hoe groter de afstand tot de kerk is, hoe lager het vertrouwen daarin is. Zoals dat ook geldt voor de verhouding tussen kerkelijke betrokkenheid en relevantie: hoe minder betrokken, hoe minder relevant.
De pijn dat de kerk zo weinig vertrouwen geniet van de bevolking kunnen we daarbij ook nog wegmasseren door te wijzen op het algemene gebrek aan vertrouwen in instituties. Steeg tijdens de coronacrisis aanvankelijk het vertrouwen in politieke instituties, sinds het einde ervan is er een sterke daling waarneembaar. Daarmee vergeleken is het zelfs heel wat dat het cijfer van het vertrouwen in de kerk in het afgelopen jaar min of meer stabiel is gebleven.
En het laatste restje onbehagen dat er dan eventueel nog is waar het gaat om gebrek aan vertrouwen in de kerk? Dat kunnen we ook nog wegnemen door te wijzen op Christus’ woorden over wat de kerk op aarde te wachten staat aan verachting. Maar daarmee doelde Hij toch niet op kerkelijke misstanden die meer dan eens het nieuws halen? Mede daardoor kwam de kerk in 2010 voor het eerst stijf onderaan te staan op de ranglijst van vertrouwen. Dat was juist in een tijd met volop aandacht voor seksueel misbruik en andere kerkelijke affaires. Helaas is die stroom negatieve berichten nog steeds niet opgedroogd.
Wat nu? Maar ieder jaar gelaten de rituele kastijding ondergaan dat het vertrouwen in de medemens groter is dan in de kerk? Alleen al de achtergrond van het woord ”kerk” maakt dat onmogelijk: dat wat van de Heere is. En blijft het dan niet beschamend dat juist een gemeenschap waarvan Jezus Christus het fundament is in onze samenleving zo weinig krediet geniet?
Daarom is er reden om ons te schamen. Vanwege de voortdurende kerkelijke verdeeldheid, die maar zo’n houdbare nood voor ons blijft. Vanwege de geestelijke verwarring die keer op keer wordt gezaaid. Vanwege de liefdeloosheid, waardoor er zovelen zijn die ziek van de kerk worden. Vanwege de niet aflatende wereldsgezindheid en geesteloosheid, waardoor we zoveel lauwheid en grauwheid te zien geven. Of ligt het niet aan mijn ingezonkenheid als ik zelfs in zo’n donkere wereld niet in staat blijk om het licht te laten schijnen voor de mensen?
In eigen kracht lukt het niemand om het vertrouwen in de kerk te laten toenemen. Maar dat hoeft ook niet. Juist de hemelvaart van Christus en de uitstorting van Zijn Heilige Geest tijdens het Pinksterfeest onderstrepen dat er Eén aan het hoofd staat bij wie Zijn kerk dag en nacht kan aankloppen. Om tussen alle aardse brokken op te zien naar Zijn hemelse beloften. Volhard daarom, net als de eerste christengemeente, in het bidden en smeken. Omdat het voor deze God niet onmogelijk is een zwijgende kerk tot een getuigende kerk te maken, die genade vindt bij het volk. Zo blijft de kerk geroepen om het goede te doen. Te wandelen waardig de roeping waarmee zij geroepen is door Hem die als enige in deze wereld volkomen te vertrouwen is.
De auteur is predikant van de christelijke gereformeerde kerk te ’s-Gravenhage-Scheveningen. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen.