Eerder verschijnen op het werk zonder betaald te krijgen, mag de werkgever dit vragen?
Verplicht vóór werktijd aanwezig zijn om in te loggen of de winkel te kunnen openen: veel werknemers krijgen die extra „voorbereidingstijd” niet uitbetaald. En dat terwijl ze daar vaak wel recht op hebben.
Een medewerker van het telecombedrijf Teleperformance in Zoetermeer moet tien minuten voor zijn shift aanwezig zijn om alvast alle programma”s op te starten. Hij krijgt hiervoor niet betaald en spande daarom een rechtszaak aan. Het gerechtshof in Den Haag gaf hem onlangs gelijk: de tien minuten voorbereidingstijd gelden als arbeidstijd en moeten daarom worden uitbetaald.
Op veel werkplekken is het gebruikelijk: werknemers die eerder aanwezig moeten zijn, zodat ze gelijk van start kunnen gaan als hun dienst begint. Dit is bijvoorbeeld zo in supermarkten, distributiecentra en in de horeca. „Je ziet het vaak bij lager betaald werk”, zegt Zakaria Boufangacha, coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid van de FNV.
De rechtszaak tegen het telecombedrijf is geen uitzondering. Vorig jaar was er een soortgelijke rechtszaak tegen een telecombedrijf in de rechtbank in Den Haag, met een vergelijkbare uitspraak van de rechter.
Waar hebben werknemers precies recht op? Volgens Johan Zwemmer, docent arbeidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam en advocaat, is dat lastig te zeggen. „Het is niet zo dat elke werknemer recht heeft op uitbetaling, dat hangt af van wat hierover is afgesproken in de arbeidsovereenkomst. Als in je contract vermeld staat dat je tien minuten eerder aanwezig moet zijn, zonder daarvoor betaald te worden, heb je daar dus ook geen recht op”, legt de advocaat uit.
Maar in veel contracten staat dat niet expliciet vermeld. „In die gevallen wordt de voorbereidingstijd als arbeidstijd gezien en moet deze in principe worden uitbetaald”, vertelt advocaat Maarten Stekelenburg. „Er is een belangrijk onderscheid tussen arbeidstijd en rusttijd. Arbeidstijd is niet alleen de tijd dat je werkt, maar ook de tijd dat je op de werklocatie aanwezig moet zijn of soms zelfs als je thuis beschikbaar moet zijn voor werk. Rusttijd geldt als vrije tijd: dan mag een werknemer zich volkomen vrij met eigen zaken bezighouden.”
„In de rechtszaak tegen Teleperformance zegt het gerechtshof dat het eigenlijk niet uitmaakt wat er in die voorbereidingstijd gebeurt”, zegt Stekelenburg. „Dat is interessant. De werknemer kan bij wijze van spreken ook even iets voor zichzelf gaan doen achter het bureau. Dan is het alsnog arbeidstijd, omdat de medewerker in opdracht van de werkgever aanwezig is.”
Volgens Zakaria Boufangacha van de FNV is het belangrijk dat werknemers zelf naar de werkgever stappen wanneer ze denken dat ze recht hebben op uitbetaling. „Als werkgevers zien dat ze het niet netjes hebben aangepakt, en ze worden hierop gewezen, willen ze het vaak wel aanpassen”, ziet hij. „Maar het begint bij het individu. De werknemer moet aan de bel trekken.”
Tegelijkertijd benadrukt docent en advocaat Zwemmer daarbij de onzekere positie van de medewerkers. „Je voelt dat de slechtst betaalde arbeidskrachten het vaakst worden benadeeld door werkgevers. Als diegene zich er niet aan houdt, kan het maar zo zijn dat hij of zij niet meer wordt opgeroepen.”
Ook Boufangacha beseft dat die drempel hoog kan zijn. „Je wil niet overkomen als iemand die op elke seconde of minuut let. Maar als je elke keer vijf of tien minuten moet doorwerken, leidt dat uiteindelijk tot achterstallig loon.”