Jongere heeft naast catecheet ook mentor nodig
In de catechese kost recht doen aan de diversiteit onder jongeren veel moeite. Kan méér accent op het geloofsgesprek de oplossing zijn?
Het echte geloofsgesprek relativeert veel verschillen die er tussen catechisanten kunnen zijn: verschillen in kennis, in motivatie en in geloof. Het is bovendien bij uitstek een manier waarop tieners en jongeren zich het geloof eigen kunnen maken. Vaak leren ze méér van wat ze zelf ontdekken en van elkaar horen (het geloofsgesprek dus) dan van de informatieoverdracht door de catecheet, hoe belangrijk die ook is.
Het geloofsgesprek stoelt op de drie principes die de HGJB hanteert als pijlers onder de catechese en het jeugdwerk: de Bijbel is het principiële uitgangspunt, de leefwereld van jongeren is het praktische startpunt en jongeren ontdekken zoveel mogelijk zelf. Hierbij is er een rol weggelegd voor zowel catecheten (voor de hele groep) als mentoren (voor een klein groepje).
Eerlijke antwoorden
Het is belangrijk om te weten waarop het accent ligt in je rol als catecheet of mentor. Als eerste moet er in de catechese aan geloofsóverdracht worden gedaan. Geloven gáát ergens over en dat moet jongeren geleerd worden. Dat is vooral de taak van de catecheet, die daarmee de rol van léraar heeft.
In het geloofsgesprék gaan we niet allereerst op zoek naar de góede antwoorden, maar naar de éérlijke antwoorden. De vraag is dan bijvoorbeeld niet meer: wat doet de Heilige Geest? Dat heeft de catecheet immers al verteld. Maar: hoe lijkt het je als je vervuld bent met de Heilige Geest? Leiding geven aan het gesprek hierover is vooral de taak van de mentor, die daarmee de rol van coach heeft!
Waar de catecheet (leraar) dus de taak heeft om duidelijk te maken wat de Bijbel over de Heilige Geest vertelt, heeft de mentor (coach) de taak om jongeren te stimuleren om zelf te ontdekken wat de betekenis van de Bijbel (de geloofsleer) voor hun eigen leven is.
Het geloofsgesprek is een dynamisch gebeuren tussen de mentor, de jongere en de geloofsinhoud. De coach heeft daarbij drie subrollen. Hij is aandachtige waarnemer, betrokken reisgenoot en inhoudelijke gids.
Ruimte geven
Mentor (coach) zijn vraagt bepaalde vaardigheden. Je komt al een heel eind als je de vaardigheid ”relatie leggen” en ”ontspannen” beheerst:
Het geloofsgesprek begint bij het leggen van relatie. Dat doe je door betrokken te zijn en door te luisteren. De jongere moet ervaren dat je hem of haar serieus neemt en ziet zitten, óók als er dingen worden gezegd waarvan je schrikt. Ook goed luisteren moet onderdeel zijn van de basishouding in het gesprek. Niet als foefje, maar omdat je echt geïnteresseerd bent in wat de jongere bezighoudt. Je beseft dat je van jongeren veel kunt leren, óók van hun kritische vragen. Daarom wil je graag meer weten over zijn gedachten en hoe hij daartoe komt.
Waar het geloofsgesprek bij het leggen van relatie begint, eindigt het met ontspannen. Dat betekent dat je ruimte geeft aan de jongere, aan God en aan jezelf. Blijf het gesprek op een ontspannen manier voeren, óók met de kritische jongeren. Dat doe je door de jongere zichzelf te laten zijn. Je kunt en mag hem niet jouw mening opleggen. De jongere serieus nemen, betekent erkennen dat hij het recht heeft bij zijn mening te blijven. Het klinkt heftig, maar een jongere heeft recht op zijn ongeloof. Dat kun je als je beseft dat jij ten diepste een jongere niet kunt overtuigen, dat kan alleen God. Geef Hém dus ook de ruimte! Doe je best om Zijn getuige te zijn en vertrouw erop dat Zijn Heilige Geest werkelijk in gesprek met jouw jongeren kan en wil gaan.
God vraagt niet méér van je dan je kunt. Jongeren kunnen vragen stellen of opmerkingen maken waarbij jij met je mond vol tanden staat. Ga dan niet net doen alsof je het wél precies op een rijtje hebt. Vaak zijn het niet je woorden die overtuigen, maar jouw liefde voor God én de jongere!
Waarom-vragen
”Verkennen en uitdiepen” en ”waarderen en bevestigen” zijn eveneens twee nuttige vaardigheden.
Verkennen en uitdiepen: Wat zeg je als een jongere bij het thema ”opstanding” eruit flapt: „Ik kan dat niet geloven, dood is volgens mij gewoon dood”? Je gaat hem in elk geval niet ter verantwoording roepen met opmerkingen als: „Wat doe je dan met 1 Korinthe 15?” Ook maak je geen opmerkingen waarmee je afstand schept, zoals: „O, waarom kom je dan op catechisatie?” Belangrijk is dat je de jongere uitdaagt om zijn mening toe te lichten. Dat doe je bijvoorbeeld door verdiepende en belangstellende vragen te stellen. Het is niet uitgesloten dat je met dit soort vragen de jongere helpt om meer duidelijkheid te krijgen over zijn gedachte. Wees hoe dan ook voorzichtig met waarom-vragen. „Waarom denk je dit?” kan algauw veroordelend klinken. „Hoe kom je tot deze conclusie?” klinkt opener en uitnodigender.
Waarderen en bevestigen: Onderdeel van het geloofsgesprek met een jongere moet zoveel mogelijk zijn dat je hem bevestigt in zijn bijdrage. Gebruik bewust ook non-verbale signalen om duidelijk te maken dat je de jongere serieus neemt.
Eigen getuigenis
”Bijsturen en uitdagen” is de spannendste en misschien ook wel de moeilijkste vaardigheid. Want je wilt een jongere dan wel niet dwingend sturen, maar je gunt hem of haar dat hij of zij Jezus leert kennen. Tussen sturen en gunnen ligt de vaardigheid van bijsturen en uitdagen tot een ander inzicht. Voorwaarde daarbij is dat je de relatie blijft bevestigen. Probeer ondertussen een weg te openen naar een ander inzicht. De vier belangrijkste manieren (interventies) daarvoor zijn:
Breng de jongere opnieuw in gesprek met de Bijbel. „Hoe denk je dat Paulus tot de overtuiging is gekomen dat de dood niet het laatste woord heeft? Zegt hij daar iets over in deze tekst?”
Feitelijke onjuistheden in de redenering van de jongere aanwijzen. „Je zegt dat Paulus er zelf ook niet zo zeker van was, maar dat klopt niet. Kijk maar in vers 12.”
Je eigen getuigenis inbrengen. Vertel hoe belangrijk het voor jou is dat het met de dood niet is afgelopen. En vraag dan direct: „Kun je je dat voorstellen?”
Betrek de andere jongeren bij het gesprek. „Mark zegt dat hij het eigenlijk niet kan geloven. Hoe is dat voor jou, Hanneke?” Dat is natuurlijk kwetsbaar, want misschien komt Hanneke er óók niet uit. Toch zouden hieruit wel eens heel mooie gesprekken kunnen voortkomen.
Het zal vast regelmatig verkeerd gaan. Dat kan bijna niet anders als je echt ontspanning en ruimte in het gesprek aanbrengt. Maar dat is ook niet je verantwoordelijkheid alleen. Geef ruimte aan jezelf, aan de jongere en vooral ook aan God.
De auteur is medewerker catechese bij de HGJB. Dit artikel is een samenvatting van de lezing getiteld ”Tussen sturen en gunnen - het geloofsgesprek” die hij hield op de HGJB-studiedag over catechese op 11 mei in Woudenberg.