Opinie

Verlichting en religie botsen niet

Er is geen tegenstelling tussen het ideaal van de Verlichting en religie, stelde dr. C. P. Veerman

21 January 2005 14:47Gewijzigd op 14 November 2020 02:08

in zijn nieuwjaarstoespraak. De minister waarschuwt ook voor te grote vrijheden. Die kunnen leiden tot radicalisering en fundamentalisme. Een samenvatting van zijn rede. Grote vragen houden ons op dit moment bezig en er zijn mediadiscussies te over. Met heel veel meningen, maar weinig aandacht voor feiten. Het is dan ook in mijn ogen terecht dat Warna Oosterbaan, oud-chef- redacteur van de opiniepagina van NRC, in een artikel op 23 december daarover zijn verontrusting uitspreekt. Ik denk dat dit verschijnsel voor een belangrijk deel wordt veroorzaakt door de drang van de media om kleurloosheid te voorkomen. Immers, commerciële belangen en kijkcijfers vereisen een aansprekende en aandacht vangende presentatie. Oosterbaan slaakt in het artikel terecht de verzuchting: „We moeten dus vaststellen dat de intensivering van de meningsvorming niet leidt tot meer inzicht. Meningen gaan de plaats van feiten innemen.” Zo worden de media meer een onrustfabriek in plaats van een informatiemedium.

Er dienen zich grote vragen voor ons aan. Maar geen nieuwe vragen. En soms lijkt het alsof de tegenstelling zich toespitst op de vraag: Zijn we trouw aan de uitgangspunten van de Verlichting of niet? Zijn we bezig af te glijden naar de donkere dagen van weleer?”

Kant
In 2004 herdachten we het 200e sterfjaar van Immanuel Kant, een van de grootste wijsgeren uit Europa en een van de grondleggers van de Verlichting. Ik ben dus even teruggegaan naar de bron door zijn bijdrage onder de titel ”Wat is Verlichting” uit 1784 te raadplegen. In één zin vat hij het samen: „Heb de moed om van je eigen verstand gebruik te maken.” Een oproep tot het gebruikmaken van een uniek menselijke capaciteit.

Een oproep die vrijheid betekent. Maar daar blijft het bij Kant niet bij. Aan vrijheid van denken zijn grenzen gesteld. Het is geen excuus voor ongehoorzaamheid. Dit vermogen verplícht ook tot denken. In het volgende citaat waarin hij zich afzet wordt dat duidelijk: „Ik hoef niet te denken: Als ik maar betalen kan, anderen zullen deze moeitevolle zaak van mij overnemen. Ik heb een zielzorger die mijn geweten is, een arts die mijn dieet beoordeelt, daar hoef ik mijzelf niet mee te vermoeien.” Verbazend actueel, of niet soms?

Het is dus deze adeldom van de vrijheid van gebruikmaking van verstand die verplicht tot het gebruiken ervan. Gemakzucht, genotzucht, ongeïnteresseerdheid zijn dus het tegendeel van de vrijheid. En ze zijn een vorm van stille slavernij of degeneratie.

Tegenstelling
In dat licht moeten we ook de discussie over de vermeende tegenstelling tussen de waarden van de Verlichting en de religie plaatsen. In onze dagen valt veelvuldig te beluisteren dat de opkomst van religies of van het religieus besef bedreigend is voor het verlichtingsideaal. Door meerdere auteurs en politici worden de verlichtingswaarden als voorbeeld of zelfs als maatstaf gesteld tegenover hen die met deze waarden niet vertrouwd zijn. Laten we nuchter vaststellen dat Kant slechts de grenslijnen tussen weten en geloven heeft willen ontdekken en willen markeren en zo de beide domeinen als het ware van demarcatielijnen heeft voorzien. Demarcatielijnen die zich via de Franse Revolutie hebben gemanifesteerd in de staatkunde en mede de basis zijn voor onze democratie.

„Het is niet zonder risico”, zo merkte Sjoerd de Jong recent in NRC op, „om de verlichtingsidealen aan andersdenkenden en -gelovigen min of meer rauwelings op te leggen.” Waarden zijn kostbaarheden waar alleen afstand van kan worden gedaan of kunnen worden ingewisseld voor andere in een proces van nuancering, gewenning en loslating. Een proces dus van geleidelijkheid en van betrokkenheid op en met de ander. Zonder die betrokkenheid, zonder de wil en het vermogen de ander te begrijpen en te waarderen, dat wil zeggen: van waarde te achten, zal geen dialoog en dus ook geen gezamenlijkheid ontstaan.

Vrijheid en tolerantie, twee grondwaarden waar onze samenleving op is gebouwd, scheppen de voorwaarden voor het realiseren van de kunst van het samenleven. Vrijheid heeft grenzen die niet alleen door het recht worden bepaald, maar ook door de morele grenzen, ingegeven door de stille stem van het geweten: het besef van goede smaak en fatsoen. Als vrijheid absoluut wordt beleefd en vormgegeven, zodanig dat ze autoritair wordt en dat in feite begrenzing wordt ontkend of bestreden, dan kan van het wegvallen van oriëntatiepunten of het aantasten van wat als heilig wordt beschouwd -wat daarvan het gevolg kan zijn-, voor sommigen een weerslag ontstaan in de vorm van het zoeken en vastklampen aan onwankelbare zekerheden die de gevoelde innerlijke leegte of afkeer vullen.

Op die manier ontstaat uit de verwarring of de afschuw weer een nieuwe identiteit voor het individu. Zo kan absolute dan wel autoritaire vrijheid de fascinatie van het fundamentalisme genereren. Radicaliteit en ideaal zijn familie van elkaar, identiteit en gevoel voor eigenwaarde zijn onafscheidelijk. Wat ik ben, is wat ik beteken; wat ik beteken, is wat ik ben.

Erkenning
Tolerantie is tegengesteld aan onverschilligheid en ongeïnteresseerdheid. Erkenning van verschillen en daarmee erkenning van de ander is wezensvoorwaarde voor de kunst van het samenleven. Maar tolerantie moet wel gepraktiseerd worden. Dat betekent dus elkaar aanspreken, bevragen en beoordelen. En dat hebben we, zoals Abdelkader Benali terecht opmerkt, te weinig gedaan en niet gedurfd. De toenemende belangstelling voor religie die overal te signaleren is, noodzaakt tot het opnieuw een plaats geven aan de functie van religie in onze democratie.

In de eerste plaats is daarvoor erkenning van de gelovige een voorwaarde. Professor De Kruyf zegt het treffend: „Erkenning houdt in dat we de ander niet willen veranderen, verlichten, zodat hij acceptabel wordt. Erkenning houdt in dat er niet aan iemands identiteit behoeft te worden gesleuteld voordat hij mee mag doen.” Ik voeg daaraan toe dat die erkenning de bereidheid tot dialoog van de ander dan ook veronderstelt. De geschiedenis leert ons overduidelijk dat waar religie of religieuze gevoelens onderdrukt worden of miskend, ze niet verdwijnen maar ondergronds gaan en niet zelden ook radicaliseren.

Als het verlichtingsideaal wordt beschouwd als een definitieve overwinning van het verstand op het gevoel, van de rede op de religie, dan is dit naar mijn mening een principiële misvatting; een misvatting die ten diepste voortkomt uit de hoop dat het leven redelijk is en de mens van nature goed en dat er een hemel op aarde gemaakt kan worden. Dat is niet zo naar mijn overtuiging. Ik hoef u niet te vermoeien met de gruwelen van de vorige eeuw noch erop te wijzen dat de verlichtingsdenkers de inspiratiebron waren voor dictatoriale ideologen; evenmin te verontrusten met de angstwekkende scenario’s die worden bedacht.

Democratie
De vaststelling van Guéhenno in zijn boek ”Het einde van de democratie”, dat we aan het einde van het verlichtingstijdperk zijn gekomen, deel ik. Maar niet in de zin dat onze huidige democratische instituties hun tijd hebben gehad. Dat lijkt me te somber. Maar het verlies van de politiek in het maatschappelijk leven lijkt me onmiskenbaar. Of de wederopstanding van de politiek vanaf het lokale niveau zal plaatshebben, omdat de revolutie waarvoor we naar zijn inzicht staan er een is met een geestelijk karakter, namelijk de verhouding tussen de mensen en de wereld, en dus ethisch is: daar lijken mij veel aanwijzingen voor. De zorg voor natuur en landschap, dierenwelzijn en duurzame productie zijn onderwerpen die van ons veel denkwerk en inspiratie zullen vergen en die op deze basis rusten. De vraag is: Wat komt er na de periode van de autoriteit van de kerk en de autoriteit van de staat als nieuwe autoriteit? De volwassen, goed opgeleide, moderne burger; en dan ook nieuwe, bestuurlijke democratische structuren.

Bedreiging
Naar mijn mening ligt de actuele bedreiging van de idealen van de Verlichting in ongeïnteresseerdheid en onwetendheid, die het gevolg zijn van gemakzucht en verslaving aan comfort, en in de verkeerd voorgestelde en vermeende tegenstelling tussen het verlichtingsideaal en de religie. Hier past het woord van Pascal dat het hart zijn reden heeft die het verstand niet kent. Twee werelden weliswaar, maar geen onbestaanbare verbinding. Integendeel: de geschiedenis van Europa getuigt van de worsteling om deze verbinding inhoud te geven.

Het is het beginpunt van een opdracht in de politiek en in het bestuur, namelijk om de kunst van het samenleven vorm te geven. Het besturen zie ik als het organiseren van maatschappelijk vertrouwen. Vertrouwen betekent een gevoelsbinding, een binding die niet oppervlakkig is, maar het hart raakt en grenst aan liefde. Dat is in onze dagen een hele kunst en een niet zo spectaculaire, media-aandacht trekkende, maar wel essentiële en noodzakelijke opdracht. Het goede doen in stilte voor de burgers die ons tot deze taak hebben geroepen, en dat met vaste hand. Zo vat ik mijn taak op.

Geen meeslepende ideeën, spectaculaire vergezichten, fantastische plannen, schone beloften of benevelende dromen, maar broodnuchtere analyses en gezond-verstandoplossingen, met oog voor de menselijke conditie, zijn zwakheid en beperkte vermogens. Laten we de verkopers van de goedkope waar, van schijnzekerheden en de handelaren in middelen tot zelfbedrog en eenvoudige oplossingen met grote argwaan tegemoet treden en krachtig tegenstaan. Want het is niet simpel.

De auteur is minister van Landbouw, Visserij en Natuurbeheer.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer