Struinen door natuurgebied Blauwe Kamer
Een bijzonder gebied tussen de Grebbeberg en de Rijn is de Blauwe Kamer. Met een oude steenfabriek als huisvesting voor vleermuizen. Neem een verrekijker mee en draag waterdichte schoenen.
Schuimkoppen staan op de golven in de Nederrijn. Het gras ligt plat op de dijk. Ik vind een warm heenkomen bij de haard in ’t Veerhuis voordat ik me met de pont laat overzetten.
De autodeur gaat door de straffe wind nauwelijks open, maar ik wil even het dek op. De vriendelijke pontbaas verkoopt een papieren kaartje, betalen mag per pin.
Dit veer van Opheusden naar Wageningen is een van de oudste in Nederland: in documenten van 1300 wordt het genoemd, en waarschijnlijk was het toen al 400 jaar in gebruik.
De schoorsteen van de voormalige steenfabriek is al ver voor de parkeerplaats te zien. Tegenwoordig is de pijp het onderkomen van vleermuizen.
De Utrechtse wijk Tuindorp is voor een groot deel met bakstenen uit deze steenfabriek gebouwd. Wat rest uit de gloriedagen zijn overwoekerde gebouwen. De droogschuren hebben een herbestemming gekregen als bezoekerscentrum en panoramarestaurant. Langs deze gebouwen loopt een rolstoelpad dat uitkomt op een uitzichtplatform. Achteraf ontdek ik dat ik in de bocht rechtsaf had moeten slaan om de route in de goede looprichting te nemen.
Een koude wind waait. Ik ben blij met mijn winterjas, hoewel de zon af en toe probeert om me te verwarmen.
Via een houten brug steek ik het water over. Langs een droge beekbedding volg ik de paaltjes naar de vogelkijkhut bovenaan een stalen trap. Er zijn veel vogels in het water en op de eilandjes. Ik herken meeuwen, aalscholvers en ganzen.
Ik loop dezelfde weg terug, steek het water weer over en vervolg de route, uitkijkend naar de konikpaarden die hier vrij zouden rondlopen; helaas vind ik alleen hun hoefafdrukken en uitwerpselen. Tussen de bomen door zie ik de Grebbeberg en de Rhenense Cuneratoren. Het pad is modderig; wat wil je ook na al die regen van de afgelopen dagen.
Dan zie ik ineens een kudde halfwilde gallowayrunderen. Een kalfje steekt het karrenspoor over op weg naar zijn moeder. Met de rivier aan mijn rechterhand wandel ik de uiterwaarden in. Hier merk ik dat ik tegen de richting in loop: ik mis een aanwijzing en klim over een gesloten hek met een verbodsbordje. Doe niet zoals ik, want dan mis je het paadje tussen de resten van de steenfabriek door: mooi en mysterieus.
Als ik op de terugweg omhoogrijd richting de Grebbeberg, zie ik vanuit mijn autoraam toch nog de konikpaarden, verscholen tussen bomen naast de weg.