Psalmberijming 1773: vertrouwd, verouderd, aan aanvulling toe
Hoe geliefd ”1773” ook is, ze is gedateerd. Als aanvulling op deze en andere berijmingen voorziet De Nieuwe Psalmberijming in een behoefte.
„Ik roem in God; ik prijs ’t onfeilbaar woord; ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord.” Het zijn woorden uit Psalm 56:5 uit de psalmberijming van 1773. Dit psalmvers gaf ds. J.S. van der Net graag op in zijn tijd als predikant van de gereformeerde gemeente te Apeldoorn. Ik zong het mee, keer op keer, vol overgave. Het is ook deze psalm die het RD in 2013 in een prijsvraag verwerkte: ”maak je Schriftberijming”. Arie Maasland en ik deden mee aan die prijsvraag. Arie met Psalm 4 en ik met Psalm 56. Zo zijn zo’n tien jaar geleden de eerste regels van De Nieuwe Psalmberijming (DNP) op papier gezet, is stichting Dicht bij de Bijbel opgericht en is er acht jaar met uiteindelijk negen dichters hard gewerkt aan een nieuwe berijming in de taal van nu. In 2021 is de bundel uitgegeven.
Helaas liep het tijdspad van DNP niet gelijk met dat van de bundel Weerklank. Daarom zijn slechts enkele (eerste versies van) berijmingen uit DNP in Weerklank opgenomen. Ook verscheen DNP midden in coronatijd, waardoor een uitgebreide presentatie niet mogelijk was. Toch heeft DNP vrij breed ingang gevonden in gereformeerd en protestants Nederland (CGK/NGK/GKV/PKN), inclusief een deel van de Gereformeerde Bond.
Berijmingen feilbaar
Ik houd van de psalmen, de Geneefse melodieën en de berijming van 1773. Veel verzen hieruit ken ik uit mijn hoofd. Het zijn de oude woorden die me in gedachten schieten bij mooie of moeilijke momenten en niet die van DNP; deze heb ik nooit uit het hoofd geleerd.
Toch is ”1773” niet heilig. De indruk dat dit wél zo is, krijg ik bijna als ik alles lees wat er geschreven is rond deze jubilerende berijming. „De berijming wordt de norm in plaats van de vorm”, schreef ds. W. Kok terecht (RD 5-4). De gereformeerde gezindte dreigt uit het oog te verliezen dat ”1773” maar een berijming (geen vertaling) is, niet het Woord van God.
Dat bewijzen alleen al de geciteerde regels uit Psalm 56: behalve „Ik prijs ’t (…) Woord” komt verder niets van die regels uit de onberijmde tekst. Hoe waar het ook is dat je Gods onfeilbare Woord uit Zijn eigen mond kunt horen, het is niet wat David schrijft. Anders dan het onfeilbare Woord zijn alle berijmingen feilbaar: het zijn maar menselijke pogingen om de onberijmde psalmentekst te vangen in versvorm, maat, ritme en rijm. Elke psalmberijmer maakt keuzes en in mijn overtuiging maken de berijmers van ”1773” betwistbare keuzes. Los van de invloed van het verlichtingsdenken wijkt de tekst vaak onnodig af van de grondtekst, zoals in Psalm 56.
Twee andere voorbeelden uit de lange lijst die te maken is: Psalm 130 eindigt met de woorden: „Zo doe Hij ook aan mij.” Een toevoeging die neigt naar de vervangingstheologie (de nieuwtestamentische gemeente heeft dan de plaats ingenomen van het volk Israël). Het gaat echter om een belofte die uitgesproken wordt over Israël. De onberijmde tekst eindigt met: „Ja, Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden.” Dáárop ligt in deze psalm de focus. De berijming zou niet moeten afsluiten met een piëtistisch gekleurde wens.
Psalm 134:2 in ”1773” luidt: „Heft uwe handen naar omhoog, slaat naar het Heiligdom uw oog, en knielt eerbiedig voor Hem neer: Looft, looft nu aller heren Heer’!” Hoewel ”knielen” in de Bijbel vaak gebruikt wordt als een eerbiedige en nederige houding voor God, zegt de onberijmde psalm hier niets over knielen. Het lijkt me ook een merkwaardige houding: geknield voor God met de armen opgeheven. Nee, de tekst spreekt over ”staan”: „u die nacht aan nacht in het huis van de Heere staat. Hef uw handen op naar het heiligdom en loof de Heere.” We zijn het misschien niet zo gewend in onze ingetogen traditie, maar de psalmen nodigen ons toch echt uit om God staande te prijzen, met de handen uitgestrekt naar Hem.
God prijzen in taal van nu
Het is mijn persoonlijke overtuiging dat we God hartstochtelijk mogen aanbidden en prijzen zonder dat we onze hersenen moeten laten kraken over de betekenis van de ouderwetse taal uit de berijming van 1773 en in mindere mate die van 1967. Ik moet echt even nadenken als ik Psalm 27 zing: „Wanneer de macht der bozen sloeg aan ’t woên, en aanrukt om zich met mijn vlees te voên. Stiet zelf dit rot, dat mij benauwt en haat, de voet en viel, omdat het God verlaat”, om een enkel voorbeeld te noemen.
De oudere generatie komt hier met wat gepuzzel wel uit, maar onze kinderen waarschijnlijk niet meer. Taal en woordbetekenissen veranderen nu eenmaal. Zo heeft ”wellust” (Psalm 36:2 uit ”1773”) nu echt een andere betekenis en is ”stout” (onder andere Psalm 78:10) nu iets heel anders.
Uitweiden of samenvatten?
Zowel de ouderwetse taal als de uitweidingen in de berijming van 1773 waren tien jaar geleden aanleiding om te starten met een nieuwe berijming die dicht bij de grondtekst staat en compact is. Dan kunnen vaker hele psalmen gezongen worden in plaats van enkele verzen, wat de psalmen geen recht doet.
Is DNP daarmee perfect? Ongetwijfeld niet. Door compact te berijmen en daarmee uitweidingen als in ”1773” te voorkomen, wordt de essentie van de tekst soms samengevat en kan er dus iets uit de grondtekst wegvallen en/of worden sommige verzen minder bruikbaar.
Neem Psalm 68:10 uit ”1773” („Geloofd zij God met diepst ontzag”): een uitvoerig loflied van acht regels gebaseerd op twee korte verzen uit de onberijmde tekst. DNP vat dit in vier regels samen, met als nadeel dat de volgende vier regels in dezelfde strofe gaan over de daaropvolgende onberijmde verzen, namelijk onder andere over bloed likkende honden. Hierdoor is de strofe als loflied minder geschikt. In dit geval zou ik kiezen voor de berijming van 1773 (of het Gereformeerd Kerkboek, dat vrijwel dezelfde versie heeft).
Ik pleit dus zeker niet voor afschaffing van 1773, maar wel voor een open en eerlijke houding richting alle psalmberijmingen. Houd niet vast aan het oude omdat we dit gewend zijn en/of geen andere berijming kennen. Maak er geen norm (of bijna-belijdenisgeschrift) van, maar kijk over de eigen berijmingsmuren heen.
Er is een betere weg dan het deprimerende artikelslot van ds. W. Kok: „Ik vrees echter dat een nieuwe psalmberijming al geen optie meer is. (…) Ik zie geen oplossing. Daarom: Heere erbarm U en help ons.” Prof. dr. H. van den Belt ziet de oplossing wél. Hij schrijft in zijn recensie over DNP in Theologia Reformata: „Als ik moet kiezen tussen Datheen, 1773, 1967, het samenraapsel van Weerklank en DNP, dan gaat mijn voorkeur toch echt uit naar die laatste, al zitten er in 1967 ook pareltjes en ben ik natuurlijk verknocht aan de ‘Oude berijming’. Wie houdt van de psalmen en ze wil overdragen aan een volgende generatie zou deze berijming een eerlijke kans moeten geven.”
De auteur is initiatiefnemer en een van de dichters van De Nieuwe Psalmberijming.