Meditatie: Goede Vrijdag
1 Korinthe 15:3
„Want ik heb u ten eerste overgegeven, hetgeen ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden naar de Schriften.”
Hier zien wij de algenoegzaamheid van Christus’ kruisdood, en de onfeilbaarheid van de vrucht ervan. Al de uitverkorenen uit Joden en heidenen, van het begin van de wereld aan tot nu toe, allen spruiten ze dit wonder en zegepralend sterven uit. Christus staat op als de Eersteling en leeft tot in eeuwigheid, Hij brengt een ontelbare menigte voort, die in Hem, en uit Hem, en door Hem, en voor Hem, en tot Hem vrucht dragen. Uit Zijn dood groeien al de weldaden op: gerechtigheid, vrede en blijdschap door de Heilige Geest, de aanneming tot kinderen, vrijheid en heerlijkheid. Uit Zijn dood spruit de vrucht door de Heilige Geest, tot heiligmaking (Romeinen 6:22) en tot alle deugd in het eeuwige leven (Johannes 4:14, Spreuken 4:20-22, Galaten 5:22). En uit Christus’ opstanding en heerlijkheid de wederopstanding en de verheerlijking van het lichaam, dat in de dood als een tarwegraan neervalt (1 Korinthe 15:36-38). Hier doet zich voor die onbegrijpelijk nauwe vereniging van de uitverkorenen met hun Hoofd en Heere, Christus Jezus, zoals het hoofd met het lichaam.
Dit is waarlijk een verborgenheid waar de natuur voor stil staat. Dit kan ook meer gevoeld dan doorgrond, meer geloofd als begrepen worden. Hij is de Grondsteen, de Hoeksteen, en Hoofdsteen van Zijn tempel (1 Petrus 2:6, 7). Hij en zij maken het zaad uit.
Frederik van Houten, predikant te Middelburg
(”Het weergaloos groot Goed”, 1725)