Ziekten bedreigen pootaardappelsector
Veel akkerbouwers verdienen amper een droge boterham. De pootgoedsector vormt hierop een gunstige uitzondering. Nog wel. Door intensivering van de teelt dreigen ziekten zoals aardappelmoeheid steeds vaker de kop op te steken. „Word eens wakker, het is erger dan u denkt.”
Nederlanders zijn van oudsher aardappeleters. Aan de productiekant blazen ze evenzo hun partijtje mee. „Ons land heeft een gunstig klimaat voor aardappelteelt. De ligging aan de Noordzee zorgt voor een natuurlijke barrière, waardoor ziekten minder snel binnenkomen”, legt directievoorzitter K. van Arendonk van Agrico uit. Ruim 1400 telers zijn aangesloten bij deze afzetcoöperatie.
De marktleider -met hoofdkantoor in Emmeloord- verkoopt aardappelen in tachtig landen. De producten zijn te verdelen in vier categorieën: consumptieaardappelen voor de fritesindustrie, tafelaardappelen voor traditioneel gebruik, panklare piepers en krieltjes met de merknaam Cêla Víta en pootaardappelen.
Vooral in de laatste categorie onderscheidt Agrico zich. De coöperatie beschikt over een eigen kweekbedrijf. Inmiddels bezit Agrico 120 verschillende soorten, van bintje tot agria. Op 90 procent van de rassen rust een patent. Alle telers samen produceren jaarlijks 400.000 ton, waarvan driekwart de grens over gaat.
Voor de goede orde: pootaardappelen belanden niet op het bord, maar gaan de grond in. Een knol produceert vervolgens tien knollen, de tien aardappelen zijn opnieuw goed voor een vertienvoudiging. Agrico exporteert veel van dit zogeheten uitgangsmateriaal naar andere landen. „Door het warmere klimaat degenereert het pootgoed in landen zoals Egypte, Cuba en Griekenland heel snel. De klanten daar kloppen dus ieder jaar weer bij ons aan.”
Die sterke positie legt de pootgoedsector in Nederland geen windeieren. Het beperkte aantal afzetcoöperaties zorgt er verder voor dat de prijzen goed zijn. „Onze telers hebben perspectief op goede economische resultaten. Vergelijk het eens met andere akkerbouwers: uien leveren 0 cent per kilo op, consumptieaardappelen 2 cent. Deze ondernemers werken niet met afzetorganisaties die het aanbod reguleren. Dat is funest voor de prijs.”
De goede resultaten trekken nieuwe pootaardappeltelers aan. „Vrijwel iedereen verbouwt één keer in de drie jaar aardappelen, de maximaal toegestane frequentie. Voor pootaardappelen is deze teeltcyclus echter te intensief. Ziekten overleven in de grond en grijpen bij een volgende teelt sterker om zich heen.”
Van Arendonk moet tot zijn spijt constateren dat aardappelziekten steeds vaker in Nederland opduiken. „Ondanks strenge controle kwam vanuit Egypte bruinrot ons land binnen.” Bij bruinrot ontstaat binnen in de knol een bruine ring die na twee maanden gaat rotten. „Als deze ziekte massaal uitbreekt, betekent dat de doodsteek voor onze sector. Engeland dreigt bijvoorbeeld zijn grenzen dicht te gooien. Tot nu toe kunnen we dat voorkomen, maar ons imago loopt een fikse deuk op.”
Aardappelmoeheid is een andere bedreigende ziekte. „Kleine aaltjes in de grond zuigen voedingsstoffen uit de aardappelplant, die na enige tijd het loodje legt. Bij een volgende teelt vermeerderen deze kleine wormpjes zich. De dode plekken in een perceel groeien zo sterk. Zonder aardappelteelt sterft ieder jaar 90 procent van de beestjes. In de huidige cyclus van drie jaar zijn bij een nieuwe teelt alle aaltjes nog niet verdwenen.”
Transportbewegingen vergroten de kans op besmetting. „De nieuwe Nederlandse oogst ligt in september in de winkel. De consument wil echter in maart al weer nieuwe aardappelen. Die komen bijvoorbeeld uit Egypte. Tijdens de kerstdagen zag ik zelfs al nieuwe aardappelen uit Cyprus. Die zijn weliswaar relatief goedkoop, maar controle op ziekten kennen deze landen nauwelijks.”
„Ik krijg sterk de indruk dat boeren denken dat het nog wel meevalt”, vervolgt de bezorgde directievoorzitter. „Brussel heeft inmiddels de richtlijnen aangescherpt. Van iedere hectare moeten bijvoorbeeld vijftig grondmonsters worden genomen. Bewijzen die proeven de aanwezigheid van aaltjes of worpjes, dan verbiedt Brussel de teelt van pootgoed. Over vier jaar kan 15 procent van de huidige gronden ongeschikt zijn voor pootaardappelen, door de aanwezigheid van aaltjes.”
Van Arendonk roept de sector ertoe op minder te produceren. „Word eens wakker, het is erger dan u denkt. Een boer kan nu beter minder frequent telen zodat ziekten uitsterven. Anders rest hem straks niets anders dan aan te sluiten in de lange rij van telers van consumptieaardappelen. Hiervoor zijn de eisen minder streng, maar de opbrengsten dalen dan dramatisch.”
De gang naar het buitenland ziet Van Arendonk eventueel ook als een oplossing. „Met hoogwaardig uitgangsmateriaal uit Nederland laten we een Franse boer al onze rassen telen in een cyclus van zes jaar. Agrico verkoopt de pootaardappelen. Die Fransman is weliswaar geen lid van Agrico, maar de winst komt wel bij ons terecht. Uiteindelijke profiteren onze leden daarvan.”