Saskia in spanning om spreekrecht tijdens proces over moord broer
Het spreekrecht benutten tijdens een rechtszaak is zenuwslopend, ondervond nabestaande Saskia Wolters. Dat spreekrecht, bedoeld voor –nabestaanden van– slachtoffers van misdrijven, is sinds 2005 steeds verder uitgebreid. Dat stuit op kritiek.
Saskia Wolters –nu 42– staat op 20 april 2018 oog in oog met een drietal rechters. Niet als verdachte, maar als nabestaande. Enkele maanden eerder, op 27 juli 2017, heeft Philip O. haar broer Joost doodgestoken in de Amsterdamse metro. Wolters, haar beide ouders en de vriendin van Joost maken tijdens de zitting gebruik van hun spreekrecht.
Wolters vertelt in de rechtszaal dat ze de avond van die bewuste 27 juli vroeg naar bed gaat omdat ze moe is vanwege haar zwangerschap. Ze is verbaasd als rond 23.30 uur haar ouders op de stoep staan. Als Wolters naar beneden komt, hoort ze dat Joost is vermoord. „Mijn wereld stortte in. Ik kon alleen maar huilen”, laat ze de rechters en het publiek weten.
Na de moord komt Wolters in contact met Slachtofferhulp. Die organisatie wijst de vriendin van Joost een zogeheten casemanager toe. „Die vertelde mijn schoonzus, mijn ouders en mij over onze rechten, waaronder het spreekrecht.” Zodra Wolters daarvan hoort, wil ze dat benutten. „Ik vond het spannend, maar ook belangrijk. Het spreekrecht was voor mij de enige manier waarop ik de rechters kon laten weten hoe ik de moord op Joost en de nasleep daarvan heb beleefd.”
Dat is precies de reden waarom het spreekrecht in 2005 werd ingevoerd. Initiatiefnemers waren de Lijst Pim Fortuyn en D66. Na invoering is de regeling diverse keren uitgebreid (zie ”Uitbreidingen spreekrecht”). De indieners van het spreekrechtvoorstel vonden het niet eerlijk dat een verdachte in de rechtszaal wel het woord mocht voeren en een slachtoffer niet. Ze hoopten dat het spreekrecht daarnaast zou helpen bij de verwerking van het misdrijf en dat het de verdachte zou laten inzien wat hij heeft aangericht.
Veel slachtoffers en nabestaanden vinden het –net als Wolters– belangrijk om te vertellen wat voor effect het misdrijf op hen heeft. Dat zien casemanager Greetje Joosten en woordvoerder Roy Heerkens van Slachtofferhulp. Joosten: „Vóór invoering van het spreekrecht kregen de rechters, de officier en de verdachte de gevolgen van het misdrijf hoogstens mee van afstand. Die stonden vaak beschreven in het dossier. Nu komt het veel dichterbij.” Heerkens: „Vertellen over de impact van het misdrijf zit soms in details. Tijdens de MH17-zaak sprak nabestaande Peter. Hij verloor in een klap zijn ex en drie dochters. Sindsdien vindt hij het altijd moeilijk om tussen acht uur en halfnegen kinderen naar school te zien fietsen. Dat herinnert hem aan zijn eigen kinderen die er niet meer zijn, vertelde hij.”
Inderdaad, spreken tijdens de rechtszaak is vaak nuttig voor slachtoffers en nabestaanden, bevestigt strafrechtadvocaat Peter Plasman. „Via het spreekrecht kunnen zij hun emoties uiten.” Juridische meerwaarde heeft het spreekrecht echter zelden, meent Plasman. „Veel sprekers vinden de zwaarste straf nog niet zwaar genoeg. Dat hoort de rechter vaker, dus dat verandert niets aan zijn oordeel. Als mensen echter zeggen dat ze de verdachte vergeven, kan de rechter een lichtere straf geven. Maar dat zijn uitzonderingen.”
Uitgebreid
Sinds 2016 mogen slachtoffers en nabestaanden tijdens het proces spreken over de schuldvraag (zie ”Uitbreidingen spreekrecht”). Die maatregel is controversieel. Veel strafrechtadvocaten vinden het bezwaarlijk dat slachtoffers en nabestaanden zich tijdens het proces uitlaten over de schuldvraag. Zo ook Plasman. „De rechter beslist of de verdachte schuldig is. Als slachtoffers of nabestaanden zich daarover uitspreken, doet dat afbreuk aan de onschuldpresumptie (dat verdachten onschuldig zijn tenzij de rechter anders oordeelt, KJO).”
Ook Wolters spreekt tijdens de rechtszaak over de dader, hoewel O. de moord ontkent. Terugblikkend: „De steekpartij was te zien op camerabeelden. Daardoor was de schuldvraag eenvoudig te beantwoorden. Het grootste deel van het proces ging dan ook over straf en toerekeningsvatbaarheid en minder over schuld.”
Wolters gaat in haar tekst niet expliciet in op de schuldvraag. Veel slachtoffers en nabestaanden doen dat wel, blijkt uit recent onderzoek van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving. Ze vinden het spreekrecht positief zoals het nu is. Ze zijn blij dat ze zich niet hoeven te beperken in waarover ze spreken, zoals dat eerder moest. Daardoor voelen ze zich serieus genomen. Ook hebben ze het gevoel dat ze tijdens het spreekmoment de regie over hun leven terugpakken, die is afgenomen door de verdachte.
Joosten en Heerkens van Slachtofferhulp vinden het redelijk dat slachtoffers en nabestaanden het recht hebben om alles te benoemen wat ze willen. Heerkens: „In 90 procent van de gevallen veroordeelt de rechter een verdachte. Ik snap dat strafrechtadvocaten het problematisch vinden dat 10 procent van de verdachten niet wordt veroordeeld en misschien onterecht wordt beschuldigd. Wij zien dat anders. Het OM doet een rechterlijke toets, kijkt of er voldoende bewijs is om iemand te laten veroordelen door de rechter. Die bepaalt of de verdachte schuldig is, maar als het OM iemand aanklaagt, is dat niet voor niets.”
Voor Plasman gaat die vlieger niet op. „De verdachte is op deze manier al veroordeeld, terwijl zijn schuld nog niet is bewezen.” Een goede oplossing zou volgens de strafpleiter het zogeheten tweefasenproces zijn. Dan beantwoordt de rechtbank eerst de schuldvraag, om zich daarna te buigen over de strafmaat. Het spreekrecht krijgt dan een plaats in het proces nadat de rechter de schuld heeft vastgesteld. „Dan praten we over een veroordeelde. Sprekers zijn dan niet betrokken bij de bewijsvraag, maar dat is niet erg. Als ze relevante informatie over het bewijs hadden, heeft de politie ze als het goed is gehoord.”
Emotioneel
Het houden van de toespraak is „heftig”, vertelt Wolters. „Net voor ik aan de beurt was, spraken mijn ouders. Dat was emotioneel. Daardoor lagen mijn tranen aan de oppervlakte. Al snotterend heb ik mijn verhaal voorgelezen. Ik was blij toen het achter de rug was.”
Verdachte Philip O. zou in eerste instantie ook bij de zitting zijn. Dat maakt het voor Wolters spannender. „Ik vond het niet fijn dat hij kon horen wat voor gevolgen zijn daad voor mij heeft. Hij was gewetenloos.” Om die reden richt Wolters zich in haar toespraak ook niet tot de verdachte. „Dat had geen zin. Hij was een wandelende geweldsbom. Hij heeft zelfs een keer een bewaker mishandeld tijdens een eerdere rechtszaak. Bovendien had hij diverse stoornissen. Tijdens de moord op Joost was hij volgens onderzoekers psychotisch. Er viel niet met hem te praten.”
De familie vraagt daarom in afwezigheid van de verdachte te mogen spreken. De rechter staat dat niet toe, omdat O. volgens hem het recht heeft te horen wat de nabestaanden zeggen. Ongeveer een halfuur na start van de zitting –nog voor aanvang van het moment dat Wolters spreekt– laat de rechter O. alsnog gaan. De verdachte wil alle „onzin” niet aanhoren. Wolters: „Ik was blij dat hij weg was, maar het was ook gek dat hij de zaal mocht verlaten, terwijl hij iets afschuwelijks heeft gedaan.”
Soms richten slachtoffers of nabestaanden zich wel tot verdachten. Dat loopt af en toe uit de hand, ziet advocaat Plasman. Hij hoort in de rechtszaal weleens termen als ”beest” of ”monster”. Wat hem betreft grijpt de rechter in als dat gebeurt. „Nu is dat nog zeldzaam. Maar als nabestaanden mogen losgaan op een verdachte die ontkent, doet dat afbreuk aan de gedachte dat de rechtbank onbevangen oordeelt. De rechter staat immers toe dat mensen schelden. Daarmee lijkt het alsof hij meegaat in hun oordeel.”
Tegelijk gaat het spreken vaak goed, erkent Plasman. Toch vindt hij het nodig regels te stellen om te voorkomen dat het escaleert. „Denk daarbij ook aan de lengte van het spreekrecht. Sommige nabestaanden zijn anderhalf uur aan het woord. Vaak herhalen ze zichzelf. Een maximumspreektijd lijkt me goed.”
Joosten en Heerkens van Slachtofferhulp vinden de huidige regels voldoende. Joosten: „De beperkingen die eerst golden, deden soms afbreuk aan het gevoel van erkenning waartoe het spreekrecht dient. Nu hebben slachtoffers en nabestaanden het gevoel dat de rechter hen hoort. Nu hebben slachtoffers en nabestaanden het gevoel dat hun stem er toe doet.”
En de escalaties waarover Plasman spreekt dan? Joosten: „Ik bereid het moment van spreken uitgebreid voor met mijn cliënten. Ik wijs er onder meer op dat de rechter kan ingrijpen als ze schelden. Dat willen ze niet, want dan worden ze niet gehoord. Ik heb zelden meegemaakt dat mensen zich verliezen in een tirade.” En de tijd die het spreekrecht kost valt wel mee, vindt Heerkens. „Meestal zijn mensen maar een kwartier aan het woord, terwijl de inhoudelijke behandeling van een zaak vaak een dag of langer duurt. Ik vind het vreemd dat zo’n klein onderdeel van de zitting voor zoveel discussie zorgt.”
Nabestaande Wolters heeft het nog altijd moeilijk met het verlies van haar broer. „De gevolgen van de moord zullen me blijven achtervolgen. Ik denk vooral aan de dagen net na Joosts overlijden. We mochten hem toen nog niet zien, omdat een forensisch patholoog eerst onderzoek moest doen. Vreselijk. Maar het spreekrecht heeft me wel geholpen. Ik vond het fijn dat ik mijn verhaal mocht vertellen in de rechtszaal.”