Cultuur & boeken

Zsuzsa Bánk rouwt om het verlies van haar vader

De Duitse, van origine Hongaarse schrijfster Zsuzsa Bánk (1965) schrijft zo zorgvuldig en fijnzinnig over verlangen en liefde, over levensvervulling en rouw dat haar bijzondere stijl uniek te noemen is. Wie de romans ”De Zwemmer”, ”Lichte Dagen” en ”Slapen doen we later” kent, zal met spanning uitkijken naar nieuw werk van haar hand.

Dr. Hans Ester
20 March 2023 13:42Gewijzigd op 20 March 2023 14:01
In 2018 maakt Zsuzsa Bánk met haar ouders nog een laatste tocht naar de geliefde vakantieplek van haar vader, het Balatonmeer in Hongarije. beeld Wikipedia, txd
In 2018 maakt Zsuzsa Bánk met haar ouders nog een laatste tocht naar de geliefde vakantieplek van haar vader, het Balatonmeer in Hongarije. beeld Wikipedia, txd

Bánks laatstverschenen werk, ”De Paradijstuin”, staat in het teken van verlies en rouw. Bij haar in 1933 geboren vader Lász­ló is kanker geconstateerd en vanaf dat moment zweven dochter Zsuzsa en haar moeder tussen hoop en vrees. De oorspronkelijke Duitse titel van dit boek luidt ”Sterben im Sommer” (Sterven in de zomer) en die dekt de inhoud beter dan de Nederlandse.

Deze autobiografische roman heeft de opbouw van een dagboek. De schrijver registreert van dag tot dag het lange en smartelijke afscheid van Zsuzsa Bánks vader. In 2018 maakt Zsuzsa Bánk met haar ouders nog een laatste tocht naar de geliefde vakantieplek van haar vader, het Balatonmeer in Hongarije. Tijdens deze reis gaat de gezondheid van vader Bánk zo snel achteruit dat hij onmiddellijk in een ziekenhuis moet wordt opgenomen en na een martelende reis in het ziekenhuis van Höchst bij Frankfurt am Main belandt.

Na hun vlucht in 1956 uit het door Sovjettroepen bezette Hongarije kwamen vader en moeder Bánk in Frankfurt terecht. Daar begon voor hen een nieuw leven met twee jonge kinderen, maar ook een leven vol verlangen naar het huis van de grootouders in het oosten van Hongarije en naar de heerlijke sfeer van het Balatonmeer in de zomer. Bij het voorouderlijk huis hoort een tuin, de ”paradijstuin”, waar vader Bánk altijd graag onder de acacia zat en uitkeek over de moestuin en de wijnstokken.

De idyllische aantrekkingskracht van dit huis verdwijnt op het moment dat vader Bánk hoort wat de aard van zijn ziekte is. Een periode van afspraken met artsen en eindeloos piekeren in wachtkamers van ziekenhuizen breekt aan. Dochter Zsuzsa begeleidt haar vader bij alle medische controles. De hoop dat de kanker zal verdwijnen vlamt soms weer op, maar dan volgt toch weer de bittere waarheid dat de dood onafwendbaar is.

Ontreddering

Tijdens de verschillende stadia van haar vaders ziekte probeert Zsuzsa Bánk met hem te communiceren, hoe minimaal dat soms ook is. Het is voor haar ondenkbaar dat hij er op een dag niet meer zal zijn. Dat is ook de reden dat zij verslag doet van dit stervensproces en van haar ontreddering tijdens deze laatste maanden. De ziekteperiode en het overlijden van haar vader kan zij niet loslaten. Daarom aarzelt ze als rooms-katholieke gelovige ook om zich te vereenzelvigen met de standaardteksten uit het rooms-katholieke missaal die bedoeld zijn bij ziekte en overlijden. De teksten raken de kern van haar emoties niet.

Bij de graflegging van haar vader spreken de familieleden en vrienden het Onze Vader uit: „Voor mij. Ik kan het niet uitspreken. Alleen het slot. Want van U is de heerlijkheid, in eeuwigheid.”

Toewijding

Dit boek is een verslag van Zsuzsá Banks niet-aflatende pogingen om de laatste mogelijkheden van nabijheid tot haar vader volop te beleven. Haar toewijding is een troost voor haar vader. Gelijk oplopend met haar liefdevolle zorg geeft zij in haar dagboek uiting aan haar verdriet, haar woede en wanhoop over de leegte die dreigt te komen.

Na de begrafenis volgt weliswaar een soort opluchting: „Ik verwonder me dat de begrafenis achter de rug is, dat ik die overleefd heb. Ik had gedacht dat iets in mij zou moeten stoppen met functioneren, met zijn.” Het schrijnende gevoel is echter even sterk als vóór het laatste afscheid: „Mijn vader heeft zelden mijn naam gezegd. Mijn kind, noemde hij me, ja, dat ligt voor de hand, maar wie zegt dat nou? Hallo, mijn kind, hoe gaat het met je, mijn kind, fijn dat je je meldt, mijn kind, dag, mijn kind, pas op jezelf, mijn kind. Mijn moeder zegt dat niet. Zo noemt nu niemand me meer.”

Ruimen

De woorden geven waarachtigheid aan emoties die maar niet willen stoppen. Zsuzsa Bánk gebruikt de taal zodanig dat je je als lezer verwondert en begint na te denken over de eigen momenten van verlies en dood. Ze struikelt bijvoorbeeld over het woord ”ruimen”. Het ruimen van het huis in Hongarije krijgt de verdrietige bijbetekenis dat de tastbare herinneringen aan vroeger, de dingen in het huis, worden opgeruimd en verdwijnen.

Met zo veel verdriet van de dochter is het leven van de vader onvermijdelijk minder uitvoerig aan bod gekomen. Mogelijk was er emotioneel gezien geen ruimte voor uitvoerige beschrijvingen van het leven van László Bánk. Het is begrijpelijk, maar het blijft toch een gemis van dit indrukwekkende boek.

Boekgegevens

19150918.JPG

”De paradijstuin”, Zsuzsa Bánk; uitg. Nieuw Amsterdam; 255 blz.; € 22,99

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer