Je als christen verongelijkt voelen is nog geen vervolging
Wat zijn lessen die de vervolgde kerk ons voorhoudt? Deze vraag is een veelgehoorde insteek zodra het thema vervolging of verdrukking ter sprake komt.
Sluipenderwijs lijkt zich met die vraag een ander thema op te dringen: ook voor ons Nederlandse christenen ligt verdrukking op de loer. En als dat gebeurt, kan het waardevol leren van de vervolgde kerk zomaar veranderen in het opsporen van (en klagen over) verdrukking in eigen land.
Ik moest hieraan denken toen ik het recente boekje van ds. A.A. Egas las: ”Als verdrukking komt”. Waarin, aldus informatie op de achterflap, „de spannende vraag” aan de orde komt: Zien wij in onze samenleving signalen van verdrukking en zijn wij daarop voorbereid? Vooraf wil ik dit gesteld hebben: geen misverstand over het belang van deze vraag, en evenmin over de waarde van ds. Egas’ boekje.
Toch zou ik er een kanttekening bij willen plaatsen en dat is deze: pas op met te snel jezelf als christen of als kerk in zo’n verdrukte positie te plaatsen, want het luistert hier nauw. Als Christus zegt dat Zijn volgelingen zullen lijden om Zijn naam, kun je je afvragen of Hij daarmee ook christelijke burgers op het oog had die zich „verongelijkt” voelen en assertief en zelfs preventief „opkomen voor hun rechten.”
Er is nog een boek dat me op het spoor van dit precaire –dat is en blijft het– thema bracht. Het is van de Amerikaanse Candida Moss, hoogleraar Nieuwe Testament en het vroege christendom, en draagt als titel ”The Myth of Persecution. How early Christians invented a story of martyrdom”. Moss stelt in haar boek dat christenen in de begintijd van de kerk verhalen over martelaarschap optuigden en zelfs verzonnen. Daar valt veel over te zeggen, en zeker niet enkel in negatieve zin.
Haar boek heeft ook een actuele boodschap richting christenen in het Westen: Stop met jezelf als „vervolgde” christenen te positioneren zodra je met andersdenkenden wordt geconfronteerd. Door te gemakkelijk zo’n zwart-witschema van vervolgers-vervolgden van stal te halen wordt de polarisatie onnodig aangewakkerd.
Met een boosaardige tegenstander overleg je immers niet, die bestrijd je. En in plaats van naar een gemeenschappelijke grond te zoeken voor dialoog (en zo voeg ik er aan toe: om positief te getuigen), verharden de standpunten en worden stellingen desnoods in de vorm van denkbeeldige schuilkelders ingenomen.
Moss noemt nog een reden waarom dit moet stoppen: werkelijk vervolgde christenen elders in de wereld worden er niet meer door gezien. Ons zelfmedelijden neemt zulke proporties aan „dat voor ons besef ”oorlog tegen Kerst” op één lijn staat met het leed dat Iraanse christenen ondergaan.” Volstrekt misplaatst natuurlijk, maar wel het effect van een al te gretige toepassing van een universeel vervolger-vervolgdenschema.
Welnu, als ds. Egas zijn boekje schreef „vanuit het verlangen dat we ons meer en meer verbonden mogen weten met de kerk in de verdrukking”, dan is Moss’ waarschuwing van waarde. Laten onze tranen er zijn voor hen dáár, en niet omdat wij het hier nu ook al zo zwaar hebben.