Alleen de vogels laten hun lied horen
Paul van der Waal kende Sri Lanka door adoptiereizen. Toen de tsunami het eiland trof, besloot hij onmiddellijk erheen te gaan. Misschien kon hij hulp bieden. Voor deze krant hield hij een dagboek bij. „Ons beeld van dit tropische eiland moet bijgesteld worden. Geen lachende mensen op het strand, maar neerslachtige bewoners. Wat eens een paradijselijk eiland heette, is in enkele minuten veranderd in een woestenij.”
6 januari
Na een voorspoedige reis landen we veilig op het vliegveld ten noorden van de hoofdstad Colombo. De nieuwe aankomsthal met marmeren vloeren toont westers. Het invoeren van medicijnen geeft nogal wat troubles. Groepsleider Adriaan blijft rustig als de douane ons lang laat wachten. Onze papieren zijn wel in orde, maar moeten allerlei mensen passeren voor stempels. Op Schiphol ben je normaal met een kwartier door, hier verliezen we twee uur.De chauffeurs van contactpersoon Hetti brengen ons naar het guesthouse. Het verkeer: geen twee seconden afstand, maar een halve! Elk gaatje vult men op, het claxonneren is niet van de lucht. Oude zwarte fietsen in overvloed en tjokvolle bussen waar men uithangt. Kortom chaotisch.
7 januari
Nu eens geen adoptiereis: in 1984 haalden we Leanne en in 1986 Gerard. Evenmin een vakantiereis -wat dubbel de moeite waard is-, maar met acht man aan de slag voor onze verre naaste. En wat geeft dat veel voldoening. Adriaan zegt steeds: „Vroeg op en laat naar bed en je hoort ’s avonds de planning voor de volgende dag.”
Enkele mensen rijden naar de Dutch Reformed Church. Bij een vrachtauto geeft men plastic zakjes door: 1000 voedselpakketten voor het rampgebied. Een kinderpakket bevat: 2 kg suiker, twee pakjes kaakjes, twee pakjes melkpoeder, een kleine deken en een kookpot. Het gezinspakket is veel uitgebreider. De Lions Club, rijke zakenlui, betalen die.
’s Middags hebben we een gesprek met de Zuid-Afrikaan Jan de Bruin. Hij is hier vijf jaar op missie voor de kerk. Hij kent het land, de regering en de bevolking. Hij adviseert geen geld aan de regering te geven. Dat verdwijnt in verkeerde zakken. Directe hulp via eigen organisaties is het beste. Met Jan willen de mensen van onze stichting een plan ontwikkelen om weeskinderen en daklozen te helpen. Het liefst weeskinderen in gezinnen plaatsen. Eerst liefde voor het kind, dan zorgen wij voor geld: voor onderhoud en studie. Er zijn 7500 wezen: 2500 hebben familie en 5000 hebben niemand. Er moeten duizenden huisjes gebouwd worden, de stichting neemt er zestig voor haar rekening. De regering stelt waarschijnlijk grond beschikbaar.
Daarna gaan we naar de notaris, mr. Gamage. We hebben papieren nodig waardoor goederen gemakkelijker ingevoerd kunnen worden. De papieren liggen al drie maanden bij de regering. Het gaat om drie stempels. Dinsdag gaat men met de notaris naar de regering.
Bezoek aan het strand: we kunnen vergelijken met ruim drie jaar geleden. Bijna alles wat overeind stond, ligt nu plat. Velen lopen doelloos rond. Een man zoekt hout in een hoop afval. Hoe meer we zien, des te moeilijker wordt het te bepalen waar te beginnen met hulp.
Een beambte in uniform vraagt en schrijft. We vragen ons af of de regering werkelijk iets doet. Triest dat de mooie vissersboot van Upul kapot is. En de oude Perera leeft nu in een bouwval van cola-kratten. Hij verkoopt ansichtkaarten en batikdoeken, maar nu de toeristen nog!
Zaterdag 8 januari
Op advies van dokter Kooistra gaan er hulpgoederen naar een Moeder Theresa-kinderziekenhuis. Hier leven vrouwen en meisjes die verkracht zijn door Saudi’s. Ze gingen naar Saudi-Arabië om goed te verdienen voor hun familie. Ze zijn zwanger en verstoten door ouders en omgeving. In dit tehuis worden ze opgevangen en mogen ze na de bevalling nog drie maanden blijven. Daarna moeten ze naar huis. Hun kind staan ze af ter adoptie.
We lossen dozen vol wegwerpwashandjes: ze worden gebruikt als maandverband. Buiten is het 32 graden. Men is bezig voedselpakketten klaar te maken: 500 per dag. In de speeltuin klimmen en klauteren vrolijke kinderen. Binnen een tel zitten ze op het klimrek voor een foto.
Zondag 9 januari
Hetti haalt ons op met het busje om naar de kerk te gaan. Zingen, bidden en preken. Gelukkig in het Engels. De dominee spreekt over Nehemia 2: het verwoeste Jeruzalem weer herbouwd. Hij legt verband met de tsunami en Gods straffende hand. Na de dienst overhandigen we namens de GBS uit Leerdam vier pakketten met Engelse Bijbels. Een huis zonder Bijbel is een schip zonder roer. In de middag lezen we een preek van H. F. Kohlbrugge.
Maandag 10 januari
Om 6 uur stappen we in de busjes. Eén afgeladen met medicijnen en één met acht inzittenden. Hossend naar het zuiden. Een gezin slapend in de middenberm! We rijden langs de westkust van dit tropische eiland. De oostkust moet nog erger zijn verwoest. Dat kan bijna niet.
De rustige golven veranderden op 26 december in alles vernietigende monsters die dood en verderf zaaiden. Dokter Prasad: „Bij Galle had de vloedgolf een snelheid van 920 kilometer per uur en waren de golven 30 meter hoog. Vooraf trok de oceaan zich 800 meter terug. De vissen bleven op het vergrote strand liggen en strandbewoners gingen ze pakken. Toen kwamen drie golven, de tweede was het hevigst en vernielde alles.”
Op enkele plekken kwam het zoute water tot 4 kilometer landinwaarts. De groene vegetatie oogt nu grijsbruin. Door het brakke water zullen veel planten en bomen doodgaan. Voor veel inwoners hun dagelijks brood.
Houten huisjes zijn tot de grond toe weggeslagen, stenen bouwsels veelal vernield en hotels het minst beschadigd. Ook het meubilair is weg of ligt ergens tussen de bomen. De spoorrails is kilometers lang ontwricht of verdwenen. Op het moment van de vloedgolf reed er een trein. Die werd uit de rails getild. Bijna niemand overleefde het. Op een plek is dertig man bezig met herstel aan de spoorrails, met de hand.
De bron van inkomsten langs de kust is visvangst. Wat te beginnen als je vissersboot kapot op de oever ligt of honderden meters verder op het vasteland? De vissers en hotelhouders hebben voorlopig geen inkomsten.
Ontelbaar zijn de hopen afval steen, hout, glas, plastic, meubilair, stukken kleding, papier. Koeien en geiten struinen erin rond op zoek naar iets eetbaars. We verbazen ons over de stevigheid van de palmbomen. De meeste staan fier wuivend overeind.
Hoe is de bevolking hieronder? Down, moedeloos, lusteloos. Onze contactpersoon Hetti vertelt: „Veel mensen durven niet meer bij de oceaan te gaan wonen. Ze hebben een trauma opgelopen. Anderen keren terug en zeggen: „Wij leven bij en van de oceaan.” Het opruimen komt moeizaam op gang. De mensen zijn psychisch totaal lamgeslagen. Wat moet die enkele bulldozer hier beginnen?!” In het busje wordt het stiller en stiller. Deze natuurramp gaat ons nietige stervelingen verre te boven.
Groepsleider Adriaan haalt dokter Prasad op. Deze tengere lachende Srilankaan weet precies wat nodig is qua medicamenten. Eerst doen we mondkapjes voor en handschoenen aan. In een ziekenhuis stinkt het vreselijk. Een man met een soort regenpak aan heeft een motorspuit op zijn rug. Hij desinfecteert alle hallen en zalen. Een rondleiding door het sfeerloze gebouw brengt ons bij de kraamafdeling. Een pasgeboren baby ligt onder een klamboe.
Ook zullen we het schooltje met daklozen niet snel vergeten. In elk lokaal zitten ontheemden op de stenen vloer. Ze staren ons verbaasd aan. Anneke deelt aan de vrouwen wegwerpwashandjes en kleding uit. De kinderen krijgen pleisters en een portemonneetje Meer voor de aardigheid. Iedereen krijgt wat, zodat niemand jaloers hoeft te zijn.
Prasad verzorgt 27 vluchtelingenkampen met in totaal 2000 ontheemden. Hij overlegt met Adriaan. De weeskinderen plaatsen in een kinderdorp, of in gezinnen? Wij geven de voorkeur aan het laatste.
Op de terugweg stoppen we bij het hotel van ruim drie jaar geleden. De benedenverdieping is een puinhoop. Op het terras ligt een mapje met verknoeide ansichtkaarten. Alle ramen liggen eruit. De manager zegt: „Met dik drie maanden zijn we open.”
Zeven uur ’s avonds zijn we terug in het hotel. Op de hotelkamer praten we na over deze enerverende dag. Christen Hetti zegt: „Lees Psalm 2 en je weet genoeg.”
Dinsdag 11 januari
De tocht is naar het binnenland ergens ten noorden van Colombo. Over paadjes van rode aarde komen we bij een moeder van een doofstom meisje van 15 jaar. Anneke probeert gehoorapparaatjes in haar oren te doen. Als het niet lukt, krijgt moeder geld om naar een kliniek te gaan. Daar moet men haar vertellen hoe ze het zelf kan doen.
Ondertussen is een Srilankaan in een palmboom geklommen en gooit kokosnoten naar beneden. Het kapmes doet de rest en we drinken puur natuursap. Het witte vruchtvlees is heerlijk. Achter de huisjes lopen drie varkens rond. Men neemt ons mee door de rimboe naar een brede rivier. Tropische vogels die hun lied laten horen doen de tsunami even vergeten.
We bezoeken een tehuis voor verstandelijk en lichamelijk gehandicapte kinderen in Wattala dat gesteund wordt door onder andere een basisschool in Zeewolde. De directrice toont de lege gebouwen. Zeewater en modder zijn over het terrein gespoeld en de kinderen moesten in snel tempo in veiligheid wordt gebracht. In afwachting van de schoonmaak verblijven de kinderen nu in een tehuis 35 kilometer verderop. Dus maar weer in de bus. We rijden langs het zogenaamde Dutch Canal over een erbarmelijk slechte weg met zo’n 15 kilometer per uur.
In het tehuis treffen we een Nederlandse jongeman die zelf geadopteerd is vanaf Sri Lanka en hier vijf maanden met een studiegenoot stage loopt. We hebben grote bewondering voor de mensen die met zo veel liefde deze schepselen omringen.
Het mobieltje van Hetti gaat heel wat keren. Overleg, regelen, controleren. We horen dat arts Henk Kooistra, die hier net als zo veel anderen hulp biedt, niet naar de oostkust gaat. De helikopter durft niet te vliegen. Vooral door onenigheid tussen moslims en hindoes.
Woensdag 12 januari
Voor Arco een bijzondere dag. Hij is jarig en wil de biologische moeder van zijn vrouw,Leanne, ontmoeten. In 2001 hebben we met elkaar de moeders van onze dochter en zoon ontmoet. Na drie kwartier zijn we verlost van het drukke verkeer en rijden we tussen de rijstvelden. De Toyota rammelt aan alle kanten.
Dichter bij ons doel herkennen we het huisje waar we destijds langsreden en waar een halfzus woont. Haar man en zoontje zijn er ook. Snel serveert ze wat frisdrank. Echt gastvrij. Maar de bewuste moeder is er niet. Ze wordt snel opgetrommeld en herkent ons direct. Haar werk? Oppassen bij een oude dame. Lopend gaan we naar haar nieuwe huisje. Het was 15 december klaar. Gesponsord door ons gezin door middel van allerlei acties. We zijn er gewoon trots op. We bekijken alle vier de vertrekken en de aangebouwde wc. Op het stukje grond staat een nieuwe waterput. Vriend Jo haalt een emmertje naar boven en keurt de kwaliteit. Redelijk.
Mevrouw is erg blij met haar onderkomen, maar heeft nog geen aansluiting op het elektriciteitsnet. Men moet een betonnen paal slaan en een stroomdraad naar haar huis maken. We horen later wat het kost. Met haar gezondheid gaat beter. Ze had een afwijking aan haar hart. Arco is niet bij haar weg te slaan.
Nu naar Gerards moeder. Ook al niet thuis. Maar ze gaan haar halen. Een halfzus van 16 en een halfbroer van 12 herkennen ons. Zelfs een oma van 75 komt kijken naar ons, blanken. Gerards moeder komt van haar werk: stenen hakken voor 35 euro per maand. Ze is blij ons weer te zien. En ze is gelukkig met haar stenen huisje. Is de omgeving niet jaloers? Nee, schudt ze.
Terug, eten, douchen en naar bed.