Mag Poetin íéts winnen? Dan bent u vast een realist
Je moet, behalve deskundigheid, een dikke huid hebben als je in deze tijd de oorlog in Oekraïne duidt. Want wát je duiding ook is, er zullen altijd mensen zijn die het met je oneens zijn en je dat het liefst gevoelig inpeperen.
Dat gebeurt bijvoorbeeld met hoogleraar international relations Rob de Wijk, die al talloze malen is aangemerkt als „Poetinknuffelaar” – en dat is nog een van de mildste benamingen. Het gebeurt ook met Oost-Europadeskundige Hubert Smeets, die wordt verweten alleen maar het verhaal van de overheid te vertellen omdat het platform waarvoor hij schrijft een dikke subsidie krijgt. En het gebeurt met tientallen anderen die worden ondergeschoffeld door mensen die graag hun eigen gelijk halen.
Wat moet je daar als gewone burger mee? Je kunt daar gewoon je schouders over ophalen, maar er zit in dit soort conflicten een diepere laag die een beter zicht kan geven op de werkelijkheid zodra die laag wordt blootgelegd.
Dat is wat dit artikel wil doen. Want duiding van de oorlog is onontbeerlijk, maar dat gebeurt vaak niet alleen op basis van feiten. Zeker als de analyses dieper reiken, en er ook aanbevelingen of verwachtingen aan verbonden worden, komt er bijna altijd een theoretisch raamwerk om de hoek kijken.
Hoe zit dat met betrekking tot Oekraïne? Wat zijn hier de leidende modellen? Welke brillen hebben de deskundigen doorgaans op?
We betreden hier de wereld van wat de ”International Relations Theory” heet. Die gaat over vragen als: Wat zijn de belangrijkste oorzaken in internationale conflicten? Hoe kun je het gedrag van overheden in internationale relaties het beste verklaren? En welke verwachtingen kun je daaruit afleiden voor de toekomst? Er zijn minstens vijftien theorieën ontwikkeld op basis waarvan je beredeneerde antwoorden kunt geven op dat soort vragen. Maar drie van deze theorieën springen eruit omdat ze heel veel invloed hebben gehad en nog hebben.
Realpolitik
Een van de bekendste modellen in dit veld is het realisme, dat in een specifieke vorm ook onder veel christenen al lange tijd populair is – maar daarover een andere keer. Het realisme focust op de macht die staten uitoefenen, en gaat ervan uit dat staten hoe dan ook altijd voor hun eigen belangen zullen opkomen. Acties op het internationale toneel, zoals de oorlog tussen Rusland en Oekraïne, worden in deze school verklaard vanuit de gedachte dat niet rechtvaardigheid, maar macht en gezag het doorgaans voor het zeggen hebben. De sterkste wint.
Het realisme heeft vooral veel bekendheid gekregen door de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger. Deze door de wol geverfde politicus wordt in mei 100 jaar en heeft in zijn lange leven heel wat staaltjes van realpolitik laten zien. Een voorbeeld daarvan is het beleid onder president Nixon in de jaren 70, die ondanks de Amerikaanse strijd tegen het communisme toch diplomatieke banden met China aanging omdat China nu eenmaal een grote machtsfactor was.
Maar het realisme is niet oppermachtig. Een ander invloedrijk model is dat van het liberalisme. Dat gaat veel minder uit van het allesbepalende belang van machtspolitiek. De liberale school legt in plaats daarvan de nadruk op de mogelijkheden die internationale instituties zoals de Verenigde Naties kunnen bieden, en op de invloed die van internationale handel uitgaat.
Dan is er nog het constructivisme. Aanhangers van dat model zien de internationale politiek niet als iets wat vastligt in de belangen van staten of internationale instituties, maar als een voortdurend veranderend geheel van identiteiten en belangen. Als je twee tegengestelde groepen hebt, hoef je je dus niet bij die tegenstelling neer te leggen, maar kun je proberen de structuur en de aard van die tegenstellingen te begrijpen en te veranderen.
Krim
Welk theorie je aanhangt, is in grote mate bepalend voor je visie op het conflict in Oekraïne. De „realist” Rob de Wijk vindt dat je zeker niet van tevoren elke onderhandeling met Poetin moet blokkeren. Rusland is nu eenmaal een belangrijke factor op het wereldtoneel en de macht van Rusland doet ertoe.
Zijn tegenhanger Hubert Smeets betoogt daarentegen dat De Wijk de machtsvraag veel te belangrijk maakt. Alsof iemand met veel macht het recht heeft om andere landen onder de voet te lopen. Dat is achterhaald, vindt Smeets. Nee, betoogt hij, geheel in lijn met de constructivistische school: we moeten niet aan Rusland toegeven, want kijk eens naar de onverwachte dynamiek van burgerlijk patriottisme die we in Oekraïne zien! Het land heeft zich veel sneller op het Westen gericht dan verwacht, en dat moet gevolgen hebben.
Praktisch heeft dit soort theorievorming grote gevolgen. Want stel dat de patstelling in Oekraïne nog lang gaat duren, mag Poetin dan uiteindelijk wel de Krim houden en de oostelijke provincies van Oekraïne? Een realist zal vanuit het gezichtspunt van de machtspolitiek geneigd zijn hier ja op te zeggen, terwijl een liberaal onder verwijzing naar internationale wetten daar veel terughoudender in is. En een constructivist zal zeggen dat we zo’n vraagstuk moeten laten afhangen van de interne, veranderende dynamiek in zowel Oekraïne als Rusland.
Is een van deze scholen de beste? Dat is een vraag die buiten het bestek van deze rubriek valt. Maar wie begrijpt hoe de verschillende theorieën van de internationale relaties in de praktijk doorwerken, krijgt in elk geval een completer beeld van wat er nu al een jaar lang in het oosten van Europa gebeurt. En dat kan weer bewaren voor een al te grote mate van gelijkhebberij.
Journalist Jacob Hoekman speurt in de cultuurgeschiedenis naar antwoorden op weerbarstige vragen bij het nieuws