Kleine ondernemer: laag bedrag liever niet pinnen, maar juist contant
Steeds vaker betalen Nederlanders aan de toonbank met de pinpas. Maar kleine winkeliers zien de kosten voor pinnen almaar oplopen. Sommigen zien liever weer cashgeld voor lage bedragen.
„Dat was het? Twee euro en 25 cent alstublieft.” De klant haalt haar pinpas tevoorschijn. „Heb je zo’n klein bedrag niet contant?” vraagt marktkoopman Roland Verheggen. Hij staat achter zijn kraam met ritsen, knopen, en nog veel meer naaifournituren. Iedere donderdag is de Eindhovenaar te vinden op de drukbezochte warenmarkt in Leerdam. Ook op deze druilerige wintermorgen heeft hij zijn plek niet leeg gelaten.
„Nee. Ik heb bijna nooit meer contant geld bij me”, antwoordt de klant. Niet-begrijpend: „Ik dacht dat pinnen juist gewenst is, maar u wilt contant?” „Vanwege de pinkosten”, legt de marktman uit. „Kijk, vanaf zeven euro of zo is pinnen prima. Maar bij kleine bedragen blijft er weinig over van mijn dagomzet. Soms koopt een klant alleen een knoopje van 35 cent.”
Het bordje ”Pinnen mag, ja graag”, dat de laatste jaren bij steeds meer winkels en marktkramen verscheen, hangt al enige tijd niet meer aan de kraam van Verheggen. „We zouden weer terug moeten naar contant betalen”, bepleit de ondernemer. „Als er vijftig euro in de economie is rondgegaan via de bank, is er na honderd transacties niets meer van over en heeft de bank het in zijn zak”, stelt hij verontwaardigd.
Kleine bedragen niet pinnen maar juist contant betalen: dat gaat tegen een niet te ontkennen trend in. Contant geld lijkt namelijk steeds meer uit het betalingsverkeer te verdwijnen. Uit cijfers van Betaalvereniging Nederland blijkt dat de consument niet eerder zo vaak met de pinkaart (of mobiele telefoon) betaalde als vorig jaar.
Met meer dan 5 miljard pintransacties werd het oude record van ruim 4,5 miljard pinbetalingen uit 2019 verbroken. In 2020 en 2021 bleef het aantal pinbeurten net onder het laatstgenoemde getal, maar vanwege coronalockdowns moesten veel winkels die jaren meerdere keren hun deuren voor langere tijd sluiten.
Trend
De stijging van het aantal pinbetalingen past in de tendens dat de consument bij het afrekenen, ook bij kleinere bedragen, steeds vaker de pinkaart pakt (zie grafiek ”Betalen aan de kassa”). Volgens de Kamer van Koophandel daalde het aantal betalingen met contant geld in twaalf jaar tijd met 75 procent.
De zogeheten toonbankinstellingen –waaronder winkels en gemeenten– mogen zelf bepalen welke betaalmiddelen ze accepteren. Het staat ze vrij om biljetten en munten al of niet aan te nemen of juist de pinpas of creditcard te weigeren. Inmiddels kan bij 5 procent van de toonbankinstellingen alleen nog maar per pin worden betaald. In sommige sectoren ligt dat aantal aanzienlijk hoger. Tot zorg van De Nederlandsche Bank, die deze maand het belang ervan benadrukte dat winkeliers contant geld als wettig betaalmiddel blijven accepteren. Contant geld moet bruikbaar blijven in het betalingsverkeer, aldus de centrale bank.
Deze ontwikkeling leidt ertoe dat steeds minder Nederlanders contant geld op zak hebben. Het bemachtigen van brief- en vooral muntgeld wordt ook almaar moeilijker. Dat komt mede doordat het bankkantoor steeds meer uit het straatbeeld verdwijnt. Begin deze eeuw telde Nederland er nog 6100. Anno 2023 –zo bleek onlangs uit een onderzoek van RTL Nieuws– zijn dat er 420. Dat komt neer op een daling van 93 procent.
Het aantal pinautomaten is met een vergelijkbare aftocht bezig. In 2017 waren er nog meer dan 8000 geldautomaten. Vorig jaar waren er daar, zo meldde de NOS, nog 4916 van over. Oftewel: een daling van 61 procent. Nergens in Nederland zijn er inmiddels zo weinig pinautomaten als in Hoofddorp: deze Noord-Hollandse gemeente telt niet meer dan 9 geldautomaten per 100.000 inwoners.
Kleine winkelier
Kortom, steeds minder bedrijven en consumenten kunnen om het betalen per pin heen. Tegelijkertijd wijzen vooral kleinere winkeliers op de relatief hoge transactietarieven die hieraan verbonden zijn. Volgens Berend Jan Beugel, woordvoerder van Betaalvereniging Nederland, liggen die kosten gemiddeld op 17 cent per pinbeurt. „Daar zijn alle kosten bij inbegrepen. Van de aanschaf van een pinautomaat tot het pinbonrolletje dat in het apparaatje moet worden geplaatst.”
Volgens Beugel is een winkelier voor een contante betaling gemiddeld bijna drie keer zo veel kwijt. Zo is het transporteren en het afstorten van het geld bij de bank bijvoorbeeld niet gratis. Ook het risico op diefstal is ingecalculeerd. Daarbij kosten contante betalingen arbeidstijd, en dus geld. „Iemand moet de kassalade legen, het geld handmatig natellen en het vervolgens brengen naar de bank. Alles bij elkaar kost een betaling met cashgeld een winkelier gemiddeld 49 cent”, stelt de persman.
Beugel ontkent niet dat de transactiekosten voor het pinnen de laatste jaren zijn gestegen, maar benadrukt dat die niet voor iedere winkelier in gelijke mate gelden. Iedere betaaldienst hanteert namelijk zijn eigen tarievenbeleid, weet hij. „De een brengt een standaardbedrag van een aantal cent in rekening, de ander vraagt een vast percentage van het pinbedrag en een derde werkt weer met staffels: hoe meer transacties, hoe lager de transactiekosten. Het verschilt dus per winkelier hoe hoog de pinkosten uitvallen.”
Verrassingen
Hoe dan ook, de bijkomende kosten van een pinbeurt mag de winkelier, ongeacht het bedrag, sinds 2019 niet meer doorberekenen aan de klant. Regels vanuit Brussel schrijven voor dat de consument aan de kassa niet meer voor verrassingen mag komen te staan. En dus mag er bij het afrekenen per pin geen extra bedrag meer worden gevraagd.
Uit een peiling van het consumentenprogramma Radar bleek destijds dat 89 procent van de 1200 respondenten bijbetalen voor pinnen onredelijk vond. Echter, als het een kleine winkelier betreft, gaf 11 procent aan wél bereid te zijn om een toeslag te betalen.
Vrágen of een klant cash wil betalen, zoals de marktkoopman in Leerdam doet, mag nog wel. Marktkoopman Verheggen begrijpt dat de consument niet kan weten met welke kosten een ondernemer te maken heeft. Hij zou de klant dan ook niet willen vragen om een toeslag. Wel vindt hij dat de ondernemer vaak de klos is van dergelijke regelgeving. „Als ondernemers moeten wij het maar zien op te lossen met onze onkosten. Net zoals bij de plastic tasjes. Ik moet een klant die voor 75 euro afrekent, 75 cent in rekening brengen voor een tas. Terwijl dat voor mij een goede klant is aan wie ik liever geen geld vraag voor een tasje. Maar als ik dat niet doe, riskeer ik een boete.”
Maat vol
De marktkoopman is één voorbeeld van de worsteling van kleine ondernemers met de pinkosten van lage bedragen. Ook voor bloemist Jan-Willem Elbrink uit het Gelderse Vorden is de maat vol. Vanaf 1 augustus 2021 meldde hij aan klanten voor kleine transacties liever contant geld te zien. Per transactie maakt hij al gauw 50 eurocent aan kosten, berekende hij.
Die halve euro is een optelsom van de kosten voor pinnen (12 cent per transactie), het mobiele pinapparaat, het internetabonnement en de software voor beveiliging. „Voor lage bedragen is de verhouding simpelweg zoek. Ik verkoop veel kleine producten, zoals een rode roos van een euro. Dan is 50 cent aan kosten al de helft van mijn omzet. Boven de 10 euro zien we het als servicekosten. Die betaalt het bedrijf voor de klant.”
Het verzoek leverde uiteenlopende reacties op. Op Elbrinks toelichting op het socialemediakanaal Facebook kwamen niet minder dan 200 opmerkingen. „Sommige klanten dachten dat mensen die contant betalen dat met zwart geld goen. Terwijl een contante betaling gewoon wettig is. De betaling wordt op de kassa geregistreerd. En zelfs de bank belde me: die vond het niet zo leuk dat ik dit op Facebook had gezet.”
„Eerst had iedereen veel commentaar, de laatste maanden krijg ik meer begrip”, vertelt Elbrink. „In de winkel leggen de verkopers het besluit uit aan de klanten. Tegenwoordig gaan veel klanten eerst langs de pinautomaat om de hoek om geld op te nemen. Ook collega’s op de markt volgen mijn voorbeeld, zij rekenen nu ook voor kleine bedragen kosten. Een kleine middenstander heeft er last van. Een grote supermarkt niet, die kan per dag wel miljoenen transacties hebben.”
Naast kosten voor pinnen, moet de ondernemer apart geld betalen voor de bankkosten voor antiwitwasbeleid. „Dat is bij mijn bank 1,82 euro per maand, per jaar toch weer gauw 30 euro. Ook gaat de loonbelasting omhoog, terwijl de salarissen van het personeel niet stijgen. Maar je kunt niet al je kosten gaan doorberekenen aan de klant. Mensen hebben ook nog eens minder te besteden nu er een energiecrisis is.”
Van de nadelen van gebruik van cashgeld heeft Elbrink tot nu toe weinig last. In de buurt van de bloemenwinkel zijn voldoende mogelijkheden voor de klant om te pinnen en voor de ondernemer om geld af te storten. „Ik heb ook een pompstation waar ik briefgeld omwissel voor munten.”
Op die manier blijven briefgeld en munten door portemonnees en kassalades circuleren. In dat geval biedt het contant betalen van kleine bedragen vooralsnog meer voordeel dan elektronisch betalen.