G20-landen komen er niet uit over kwijtschelding schulden
De ministers van Financiën van de G20-landen hebben de afgelopen dagen geen doorbraak weten te forceren over het (deels) kwijtschelden van schulden van armere landen. Daar ligt met name een meningsverschil tussen China en westerse landen aan ten grondslag.
Verschillende landen zijn afgelopen jaren in financiële problemen gekomen. Door de stijgende rentes gingen hun leenkosten omhoog en tegelijkertijd gingen de prijzen voor zaken als voedingsmiddelen en brandstoffen afgelopen jaar de hoogte in, vooral als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Landen als Zambia, Sri Lanka, Ghana en Ethiopië zouden er daarom baat bij hebben als hun schuldeisers een deel van de schuld zouden kwijtschelden.
Maar China wil dat niet, tenzij ook de Wereldbank geen aanspraak meer maakt op een deel van zijn leningen. Die instelling stelt dat daar geen sprake van kan zijn omdat zij dan de mogelijkheid verliest om op crises te reageren. De Verenigde Staten staan daarbij achter de Wereldbank, die door China wordt gezien als een verlengstuk van Amerikaanse macht in de wereld.
In het systeem dat in 1944 in het Amerikaanse Bretton Woods werd afgesproken staan het IMF en de Wereldbank altijd bovenaan bij het terugbetalen van leningen. Zij treden namelijk op als kredietverlener in laatste instantie, dus als geen enkele andere partij meer geld wil geven aan een land. Daarbij vertrouwen ze op hun goede kredietstatus om zelf goedkoop geld te kunnen lenen zodat ze dat weer onder de marktrente uit kunnen lenen.
Vertrekkend Wereldbank-president David Malpass denkt dat er tijdens de G20-bijeenkomst in het Indiase Bengaluru wel voortgang is geboekt. „We kunnen voortbouwen op gebieden waar we het wel over eens zijn en bekijken wat we nog meer kunnen doen.” Volgens de Amerikaan zijn de voorjaarsvergaderingen van het IMF en de Wereldbank in april een goed moment om de gesprekken voort te zetten.