Vrouw in de wetenschap niet langer een buitenbeentje
Vrouwen en wetenschap vormden lange tijd een moeizame combinatie. Anna Maria van Schurman moest de colleges van Voetius in 1637 volgen achter een scherm; en schilderijen van rectoren vertonen tot eind negentiende eeuw vrijwel uitsluitend eerbiedwaardige mannengezichten.
Heel wat anders dan tegenwoordig: van alle studenten aan Nederlandse universiteiten is op dit moment 52 procent vrouw; 44 procent van de promovendi en 26 procent van de Nederlandse hoogleraren is vrouw.
De broers Jim en Dolf Jansen kregen in hun boek ”PromovendA tot Z” vrij eenvoudig 26 hedendaagse vrouwelijke promovendi bij elkaar. Elke letter van het alfabet staat voor een vakgebied waarin een vrouw promoveerde. De A gaat over alternatieve geneeswijzen, waarover Miek Jong, inmiddels hoogleraar gezondheidszorg aan de Arctic University of Norway, een proefschrift schreef. Het boek sluit af met een onderzoek naar de beleving van de zwaartekracht in zeventiende-eeuwse kunst van Marte Sophie Meessen van de Radboud Universiteit.
De auteurs benoemen ook expliciet complexe natuurwetenschappelijke vraagstukken waarmee vrouwen zich bezighouden. Neutrino’s, optica, de kwantumcomputer en stamcellen, ze komen allemaal langs. Al schrijven de auteurs kwantum daarvoor wel met een q om het onderwerp een plek te geven in hun alfabetische reeks.
De taakverdeling tussen de broers is in dit boek helder afgebakend. Jim werkt de interviews met de onderzoekers uit; die zijn wetenschappelijk van aard.
Dolf reflecteert daarop in een persoonlijke, soms prikkelende column. Bij een apenonderzoek (”Emoties van dieren”) schrijft Dolf in luchtige stijl: „Ik maak me geen enkele zorg over mijn uniciteit.” En dan volgt een relaas waaruit blijkt dat hij van mening is dat de mens zich niets moet verbeelden omdat hij ook maar een dier is. Ook in andere bijdragen conformeert de auteur zich volledig aan het seculiere mensbeeld van onze materialistisch denkende samenleving. Het taalgebruik in zijn columns is soms platvloers met onder meer verwijzingen naar geslachtsdelen.
Lotgevallen
Van een geheel andere orde is het boek ”Ongekend” van Margriet van der Heijden, hoogleraar wetenschapscommunicatie aan de TU Eindhoven. Terwijl de broers Jansen zich op het heden richten, duikt Van der Heijden in het verleden. Ze verzamelt voor NRC Handelsblad de lotgevallen van 33 vrouwen die in de vier eeuwen geschiedenis van de natuurwetenschap meestal over het hoofd worden gezien.
Dat is ook de ervaring van Van der Heijden zelf. Op de faculteit natuurkunde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam is ze op den duur de enige vrouwelijke student. Tijdens haar promotieonderzoek op het CERN in Genève „draaiden alle hoofden haar kant op” wanneer ze de kantine inliep. Ze is een uitzondering. En dat wakkert haar strijdlust aan.
Een opiniestuk in NRC over vrouwen in de wetenschap versterkt haar indruk. „Vrouwen en bètavakken gaan slecht samen. Daarover zijn stapels zorgelijke rapporten geschreven. Veel vrouwen beginnen niet eens aan een bètastudie, (onbewust) doordrongen van het vooroordeel dat ze toch zullen falen. En van de vrouwen die zo’n studie wel voltooien, verdwijnen er bij elke carrièrestap een stel uit de universiteit: als uit een lekkende pijplijn”, schreef Van der Heijden al in 2012.
„Nooit kreeg ik op een stuk meer reacties”, laat ze weten in haar boek. Van vrouwen die tijdens of na hun bètastudie zijn afgehaakt. Van vrouwen van wie de dochters wordt afgeraden een bètaprofiel te kiezen. Van vrouwen die zich in een buitenbeentje voelen in hun technische baan.
Hoe zeldzaam hooggeleerde vrouwen in de natuurwetenschap ook waren, ze zijn wel te traceren, ontdekt Van der Heijden. Zoals Laura Bassi, Marie Curie, Rosalind Franklin, Chien-Shiung Wu en vele anderen. En dat in een tijd dat onderwijs vooral is bedoeld om vrouwen „hun naam waardig te maken als natuurlijke, effectieve en nuttige metgezellen van mannen, zoals God hen heeft bestemd”.
Mathilda-effect
Vrouwelijke wetenschappers hebben in het algemeen nog altijd te lijden van het ”Mathilda-effect”, vervolgt Van der Heijden: hun wetenschappelijke publicaties worden automatisch onderschat, omdat ze vrouw zijn. De teneur van de reacties is: „Ze publiceerde het wel, maar ze kreeg hulp.”
Vrouwen boeken in de natuurwetenschap echter opmerkelijk vaak veel succes, constateert Van der Heijden. „Obstakels en misogynie ten spijt, de fundamenten onder de laatste inzichten op alle mogelijke terreinen van de harde natuurwetenschap zijn mede door vrouwen gelegd.” Zo was Laura Bassi de hoogleraar van beroemde natuurkundigen onder wie Allessandro Volta; Marie Curie stond aan de wieg van de radiologie; Rosalind Franklin aan de basis van de moderne genetica en Chien-Shiung Wu legde de grondslagen voor de kernfysica.
Wellicht verwacht de lezer een feministisch program van Van der Heijden. Maar dat is haar boek zeker niet. Ze constateert wel dat verscheidene vrouwelijke natuurwetenschappers feministisch of marxistisch gedachtegoed hebben aangehangen, vaak als reactie op de heersende masculiene cultuur in de wetenschap. Het marxisme preekte immers een klasseloze maatschappij. Zelf beperkt ze zich tot het beschrijven van het leven en werk van de vrouwelijke wetenschappers van de achttiende eeuw. Maar daarmee steekt ze vrouwelijke natuurwetenschappers van nu wel een hart onder de riem: vrouwelijke wetenschappers hoeven zich niet minder te voelen dan hun mannelijke collega’s.
Boekgegevens
”PromovendA tot Z. 26 vrouwen in de wetenschap over hun vak en 26 columns van Dolf Jansen over ongeveer hetzelfde”, Jim Jansen en Dolf Jansen; Fontaine Uitgevers; 112 blz.; € 12,50;
”Ongekend. Over vrouwen in de natuurwetenschap die over het hoofd werden gezien”, Margriet van der Heijden; Uitgeverij Nieuwezijds; 206 blz.; € 19,99