Opnieuw 20 jaar geëist voor moord op zwangere salsalerares
Tegen de 54-jarige verdachte van de moord op een zwangere salsalerares in Enschede is opnieuw twintig jaar cel geëist. Aanvullend onderzoek in opdracht van het gerechtshof naar onder meer bloedsporen hebben het Openbaar Ministerie vrijdag niet op andere gedachten gebracht.
Soeneldath D. is in juni 2018 door de rechtbank in Almelo tot twintig jaar cel veroordeeld voor de moord op Sarah Kolenberg. De vrouw zou zwanger van hem zou zijn geraakt en dreigde dat te vertellen aan zijn vrouw, met wie hij twee kinderen heeft. Daarmee zou ook zijn dubbelleven aan het licht komen. Hij onderhield seksuele relaties met tal van vrouwen die hij via datingsites had leren kennen.
Het gerechtshof in Zwolle besloot in 2022 het onderzoek in de moordzaak te heropenen. Het hof wilde meer duidelijkheid over het tijdstip van overlijden van het slachtoffer en over sporen die in haar woning zijn aangetroffen. Op zondagmiddag 27 augustus 2017 werd haar lichaam in haar woning gevonden. Iets na middernacht werd haar lichaamstemperatuur gemeten en op basis daarvan is berekend wanneer ze is overleden. Zaterdagochtend was de verdachte in haar woning en hij is volgens de advocaat-generaal de laatste die haar levend zag. Zijn bezoek valt volgens het OM binnen de reikwijdte van haar vermoedelijke tijdstip van overlijden.
Schoensporen in haar woning en ook een gevonden afdruk van een vinger of handpalm konden niet goed onderzocht worden. Opvallend was dat D. na zijn vertrek uit de woning van Sarah al zijn appberichten aan haar wiste. Na zijn vertrek heeft zij geen enkel teken van leven meer gegeven. Ook maakte hij een dag later zijn auto grondig schoon. „De zwangere Sarah is op kille en berekenende wijze door de verdachte om het leven is gebracht”, concludeerde de advocaat-generaal.
„De veroordeling voor moord berust op drijfzand”, reageerde advocaat Umut Ural. De plaats delict was een waar bloedbad. De dader moet onder het bloed hebben gezeten, maar in de auto van de verdachte zat slechts een miniem bloedspoor dat aan het slachtoffer te relateren is. Dat valt volgens de raadsman niet te rijmen met het feit dat zijn cliënt de dader zou zijn. Ook had de verdediging veel twijfels over het onderzoek naar het tijdstip van overlijden. D. zelf heeft altijd ontkend iets met de moord te maken te hebben.
Het gerechtshof doet op 10 maart uitspraak.