Cultuur & boeken

Klein prutsding maakte Antoni van Leeuwenhoek wereldberoemd

Een „klein prutsding” won het in 2018 van Rembrandts Nachtwacht als ”Pronkstuk van Nederland”. Dan moet dat wel iets heel bijzonders zijn. En dat is het ook, schrijft wetenschapshistoricus Dirk van Delft in zijn boek ”Onzichtbaar leven”.

13 January 2023 12:51Gewijzigd op 13 January 2023 12:58
De Delftse kunstenaar Johannes Verkolje schilderde in 1686 een portret van Antoni van Leeuwenhoek. beeld Wikimedia, Rijksmuseum Amsterdam
De Delftse kunstenaar Johannes Verkolje schilderde in 1686 een portret van Antoni van Leeuwenhoek. beeld Wikimedia, Rijksmuseum Amsterdam

Waarover het gaat? „Een minuscuul lensje, formaat smartphonelens, dat ingeklemd zit tussen twee aaneengeklonken metalen plaatjes. Op een van die plaatjes is een pin bevestigd waarop het te onderzoeken preparaat kan worden vastgeprikt of waar het aan wordt vastgelijmd. Met een stel schroeven positioneer je het preparaat op de juiste manier voor de lens en stel je het scherp. Waarna je de andere kant voor je oog houdt, door de lens kijkt en het sterk vergrote beeld waarneemt en vastlegt.”

18959320.JPG
Een van Van Leeuwenhoeks microscopen. beeld TU Delft/Boerhaave

Het onooglijke apparaatje, zo groot als een luciferdoosje, is de beroemde microscoop van Antoni van Leeuwenhoek, de man die in 2004 bij de KRO-verkiezing ”De grootste Nederlander aller tijden” als vierde eindigde. En dat voor een Delftse amateur, die geen academische opleiding had genoten en alleen het Nederlands machtig was.

Hoe kan zo iemand hoog op de ranglijst eindigen? Het onderzoek van Van Leeuwenhoek raakt onze gezondheid, schrijft Van Delft in de biografie van Van Leeuwenhoek. „Dankzij onderzoek dat in Delft zijn oorsprong had, zijn infectieziekten als de pest, cholera, tetanus, kinkhoest, blaasontsteking, difterie, tbc, syfilis, pokken, hiv, mazelen, bof, rodehond, herpes, knokkelkoorts en –niet te vergeten– Covid-19 met vaccins te bestrijden.”

Van Leeuwenhoek werd op 24 oktober 1632 geboren als zoon van de Delftse mandenmaker Philip Thonizs en bierbrouwersdochter Grietje Jacobs van den Berch. Zijn geboortehuis, dat in 1924 is gesloopt, stond bij de Leeuwenpoort, die toegang gaf tot een hofje. Antoni’s grootvader had zich daarom de naam Leeuwenhoek aangemeten.

Van Antoni’s jeugd is vrijwel niets bekend. Wel dat hij erg gehecht was aan zijn zussen en dat zijn vader in 1638 overleed. Moeder Grietje stuurde haar zoon de handelskant op: mandenmaker zou hij niet worden.

Gruwelijk

Antoni huwde in 1654 met Barbara de Meij, een Vlaamse koopmansdochter. Het stel was nog geen halfjaar getrouwd toen „een gruwelyken gedruisch het uitspanzel des hemels scheen te kraaken en te bersten, den aardbodem op te scheuren, en zyn kaaken open te spalken, zoo dat niet alleen de stad en het gansche Delfland met al zyne schoone dorpen daar van sidderde en beefde, maar gansch Holland verbleekte en beroerd wiert”. Tienduizenden kilo’s buskruit in het munitiehuis van de Staten waren door een ongeluk ontploft. Met honderden slachtoffers als gevolg. De schade was enorm. Tot buiten de Delftse stadsmuren lagen brokken puin en lichaamsdelen. Het echtpaar Van Leeuwenhoek bevond zich op dat moment wellicht op de jaarmarkt in Den Haag, net als veel andere Delftenaren.

In Delft hernam hert leven na de buskruitontploffing zijn gewone gang. Maar een nieuwe ramp bleef Van Leeuwenhoek niet bespaard. Na een huwelijk van twaalf jaar overleed Barbara, 37 jaar oud, bij de geboorte van haar derde Philip in 1666. Antoni had op dat moment naast zijn handelsbedrijf een ambtelijke taak op het gemeentehuis als kamerbewaarder, „de best betaalde positie” van alle hoge ambtenaren, schrijft Van Delft. Daarnaast was hij ook als wijnroeier in dienst van de stad. Hij moest controleren of de aanwezige hoeveelheden wijn, olie of azijn in de vaten klopten met de opgegeven waarden. Om de eenzaamheid te verdrijven, verdiepte hij zich in de ”Wisconstighe ghedachtenissen” van ingenieur Simon Stevin.

Van Leeuwenhoek hertrouwde in 1671 met predikantsdochter Cornelia Swalmius uit Valkenburg. Hij raakte daardoor bevriend met mensen uit de hogere kringen: dichters, schilders, zilversmeden, geneesheren, chirurgijns, regenten en burgemeesters. Hij woonde bij stadsanatoom Cornelis ’s-Gravenzande tal van chirurgische ontledingen bij, meestal van dieren, een enkele keer van een opgehangen misdadiger. Een attractie voor de hogere kringen, die ook op het doek werd vastgelegd.

Zijn contacten met geneesheer en anatoom Reinier de Graaf waren zo mogelijk nog belangrijker. Deze introduceerde hem in het Londense wetenschappelijke genootschap Royal Society, waardoor hij ook in contact kwam met allerlei Britse wetenschappers, onder wie Robert Hooke. Deze gaf wekelijks demonstratiecolleges waarin hij de leden van de Royal Society microscopische beelden liet zien van kurk, bloedzuigers, de ogen van een spin en kristallen.

De toenmalige microscopen kampten met tekortkomingen. De kwaliteit van het glas liet te wensen over, het slijpen van lenzen was een kunst die weinigen beheersten en optische effecten van de lenzen waren een drama voor de beeldkwaliteit. Bij het gebruik van twee lenzen werd het beeld nog waziger. Een enkelvoudige lens was nog het beste, merkte Hooke op.

Antoni sleep ergens tussen 1660 en 1671 zijn eerste lenzen uit glasbolletjes. In 1673 krijgt de Royal Society bericht dat „een zekere heer Leeuwenhoek onlangs microscopen heeft uitgevonden welke de tot nu toe door Eustachio Divini en anderen vervaardigde overtreffen”. Zijn eerste observaties waren „de Conincl. societijt niet onaengenaem”, merkte de Delftenaar.

Ouderwets

„Met kinderlijk enthousiasme schreef Antoni neer wat bij hem opkwam. Daarbij hanteerde hij in de eerste jaren een ouderwetse spelling vol inconsequenties en met sporen van Delfts dialect. Ook verloor hij zich in lange, meanderende zinnen waarbij hem het overzicht menigmaal ontsnapte, zodat ze dreigden te ontsporen. Hij reeg waarnemingen en gedachten aaneen als kralen van een eindeloos snoer.” Eén enkele zin van hem bevatte soms wel 356 woorden, telt Van Delft. Geen detail blijft de lezer bespaard.

Antoni zette hongerige luizen op zijn hand en bestudeerde met zijn microscoop hoe het diertje via een angel bloed aanboorde, en hoe dat bloed in het luizenlijf heen en weer klotste. Het viel hem op dat de luis af en toe pauzeerde, „als off hij vermoeijd was, ende een weijnich tot sijn verhael quam”. Hij observeerde de bloeddeeltjes van een spin, en zag ze „soo naekt, als of wij kleijne erten van een schuijnze plank sagen af rollen”.

Wat maakte Van Leeuwenhoeks microscopen zo vernuftig? Zijn precies gevormde bolle lenzen haalden een vergroting van 266 keer, veel meer dan de lenzen van zijn collega’s. Daarnaast waren ze ook priegelig klein: zijn collega Johannes Hudde klaagde dat hij ze met een vergrootglas moest zoeken.

De klassieke microscoop van Van Leeuwenhoek is nooit verder gekomen dan een prototype, waaraan hij een halve eeuw sleutelde om het steeds verder te verbeteren. Oefening baart kunst. Hij gebruikte de metalen zilver en goud en de metaallegering messing, die hij zelf met een oventje won uit de ertsen. Soms ging hij langs bij een edelsmid. Vervolgens ging Antoni zelf aan de slag met aambeeld, hamers, tangen, beitels, zagen, vijlen, boren en trekplaten om uiteenlopende diktes metaaldraad te trekken, perforators te vervaardigen en schroefdraad te tappen.

Het belichten van het preparaat bleek een kunst apart. Maar ook dat kreeg van Leeuwenhoek onder de knie. Het eindresultaat verdiende niet de schoonheidsprijs. „Mijn werktuijgen sijn soo toe gesteld, dat werkbasen int goud, seggen, mij niet en te sullen na werken.” Maar ze werkten. En goed ook. Hij bestudeerde er details mee van bloed, zaadcellen, oorsmeer, snot, houtstructuren, kleine insecten, facetogen van insecten, bacteriën die gaatjes in tanden veroorzaken en andere „miserabele schepselen”.

Van Leeuwenhoeks naam en faam maakten hem wereldberoemd. Zelfs tsaar Peter de Grote van Rusland kwam bij hem langs in 1697. Antoni’s demonstraties verliepen „tot zoo groot genoegen des Vorst dat zoo in deeze als andere bespiegelingen by de twee uuren wierden gesleten”.

Gebreken

Met de ouderdom kwamen ook de gebreken. Maar ondanks de „miserabele malheur” zag de 83-jarige Van Leeuwenhoek nog een studieobject in zijn braaksel en sneed hij zich in zijn armen om de „uitwasemingen van vocht en vet” door de huid te bestuderen.

Twee jaar later kwam zijn laatste brief binnen bij de Royal Society. „Na myne gedagten zal dit myne laatste waarneminge syn, die ik U.E. Hoog Edele Heeren sal laten toekomen; om dat myne handen swak worden, ende een weynig bevinge onderworpen zijn.”

Op zijn sterfbed was hij zelfs nog bezig met microscopische waarnemingen. Na zes dagen bedlegerig te zijn geweest stierf hij op 26 augustus 1723, bijna drie eeuwen geleden.

Dirk van Delft, oud-directeur van Rijksmuseum Boerhaave in Delft, heeft met het goed leesbare boek ”Onzichtbaar leven” een aantrekkelijke biografie van Van Leeuwenhoek geschreven. Het is voorzien van een tijdlijn en een uitgebreid persoonsregister.

Over de rol die de gereformeerde godsdienst in het leven van de Delftenaar heeft gespeeld, is het boek echter uiterst summier. Uit wat Van Delft erover schrijft blijkt echter duidelijk genoeg wat voor Van Leeuwenhoek het allerbelangrijkste was: zijn microscoop.

18959321.JPG

Boekgegevens

”Onzichtbaar leven. Antoni van Leeuwenhoek en de wondere wereld van de microbiologie”, Dirk van Delft; uitg. Prometheus; 312 blz.; € 27,50

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer