Het bos van Boekesteyn
Landgoederen zijn in de streek ten zuidwesten van Amsterdam in ruime mate aanwezig. Steenrijke Amsterdamse kooplui bouwden ze in de Gouden Eeuw als zomerverblijf en keken daarbij niet op een paar duiten.
Een deel van deze landgoederen is in bezit van Natuurmonumenten en uitstekend geschikt voor een winterwandeling. Niet in de laatste plaats omdat deze is uit te breiden of in te korten.
Met de wandeling over de landgoederen Boekesteyn, Schaep en Burgh en Bantam –duidelijk gemarkeerd met gele pijlen– vang je drie vliegen in één klap. Al is laatstgenoemde villa ruim een halve eeuw geleden gesloopt en moet je het alleen met het omliggende gebied doen. Wat overigens de moeite waard is, de benaming Klein Zwitserland is voor Nederlandse begrippen niet overdreven.
Het begin van de route leidt langs een aantal imposante historische gebouwen, maar dan duikt het pad al snel het bos in. Eerst komen we nog langs een slangenmuur, die zijn naam dankt aan de golvende structuur. Die heeft niet alleen als voordeel dat hij wel een stootje kan verdragen, maar biedt ook de mogelijkheid om in de snel opwarmende rondingen druiven, vijgen of abrikozen te telen.
Langs de brede wandelpaden staan duizelingwekkend hoge beuken, de bomen waar Boekesteyn zijn naam aan te danken heeft. De kenmerkende gladde stammen lijken nu de bomen kaal zijn en de laagstaande winterzon ze beschijnt nog gladder dan anders.
Behalve langs een overvloed aan imposante beuken, leidt de route ook langs een eeuwenoude eik, plataan en grove den. Niet alleen de hoogte, maar ook de dikte boezemt ontzag in.
Veel dieren zijn er niet te zien, maar vogels laten zich door de kou niet tegenhouden. Mijn jonge reisgenoten spotten aan de lopende band vinken en mezen en ook af en toe een roodborstje.
Via een bolronde en in dit seizoen glibberige brug bereiken we het hoogtepunt van de route. Klein Zwitserland, een schilderachtig stukje bos in heuvelachtig gebied, doorsneden met smalle paden, beekjes en bruggetjes. De recent opgeknapte kunstmatige vallei maakt deel uit van landgoed Bantam. Vernoemd naar de gelijknamige Indonesische provincie en aangelegd door een VOC’er die zijn fortuin heeft verdiend in Nederlands-Indië. Op de hoge heuvel ontspande de familie zich in het verleden in een Turkse theetent, met uitzicht op de Zuiderzee.
Over een tapijt van bevroren beukenbladeren lopen we verder. De vijvertjes, beekjes en slootjes die we onderweg tegenkomen, zijn niet te tellen. De ijslagen moeten door de jongens allemaal worden uitgeprobeerd. Het laatste stuk, over het open veld, krijgt de kou ons alsnog te pakken. Hoog tijd voor een warme chocomel. Of natuurlijk –zoals de jongens liever kiezen– een ijsje.