Buitenland

Duitse taal kampt met imagoprobleem

De Duitse taal kampt met een imagoprobleem. In veel landen heet het Duits door invloed van oorlogsfilms een blaftaal te zijn. In andere landen, waaronder Nederland, geldt het Duits vanwege de grammatica als een moeilijke taal. Gevolg: het aantal studenten Duits daalt dramatisch.

12 April 2002 19:55Gewijzigd op 13 November 2020 23:31

Van Karel V wordt gezegd dat hij Duits alleen met soldaten en paarden sprak. Begaf hij zich in hogere kringen, dan gaf hij de voorkeur aan de Franse of de Spaanse taal. Het is niet correct met deze anekdote het aanzien van het Duits in de wereld van vandaag te omschrijven. Toch zal bijna geen germanist ontkennen dat het imago aan het verbleken is.

Dr. Hans-Martin Kemme, directeur van het Goethe Instituut in Amsterdam, gelooft niet dat het Duits voor Nederlanders een taal is die zich kenmerkt door woorden als ”Achtung!” en ”Verrrrboten!”, die dan met het nodige volume en uiterst bijterig worden geuit. „Dat gaat op voor leerlingen in Amerika en Engeland die op grote afstand van Duitsland wonen. Zij maken kennis met de Duitse taal door oorlogsfilms en dan krijgt het Duits zo’n stempel opgedrukt.”

Kemme weet dat voor Nederlanders de Duitse taal belast is door de oorlogs- en bezettingsjaren, maar denkt dat „Nederlanders de taal te goed kennen om onder de indruk te zijn van het gebruik van het Duits in oorlogsfilms. Nederlanders zijn door contacten of door de literatuur vertrouwd met de taal. Zij zijn minder gevoelig voor dergelijke films. Ik denk trouwens dat Duits niet slecht klinkt voor Nederlanders. De Nederlandse taal heeft ook een scherpe ”g”.”

Het Duits heeft voor Nederlanders een ander imagoprobleem. „Duits is voor Nederlanders een moeilijke taal vanwege de grammatica. Denk alleen maar aan de naamvallen en de meervoudsvormen. Een Nederlander die de Duitse taal leert wil het correct doen - en dat lukt niet altijd door die te gecompliceerde, maar toch ook relatief vertrouwde taal. Keer op keer gaat hij in de fout, en dat is niet altijd aangenaam.”

De oplossing voor dit probleem zit volgens Kemme, sinds 1995 directeur van het Goethe Instituut in Amsterdam, in de wijze van lesgeven. „Duits werd zo’n beetje als het Latijn onderwezen, dus zeer gericht op de grammatica. Sinds een jaar of vijftien is dat sterk veranderd. Het is nu veel prettiger, communicatief onderwijs geworden, al moet ik toegeven dat het voor de Nederlanders moeilijk blijft.”

Gelukkig zijn er nog buitenlanders voor wie het Duits een edele taal is, voor wie het ”süss” klinkt en die zich over de grammaticale problemen heen zetten. „Maar hun aantal is dramatisch afgenomen. Dat is in Nederland begonnen met de invoering eind jaren zestig van de Mammoetwet. Daarvóór waren vreemde talen verplicht.”

Het Frans en het Duits zijn daarvan de grote verliezers geworden. Weinig te spreken is Kemme over de tweede fase, waarbij bij Duits I een beperkt aantal vaardigheden wordt onderwezen. „Dat is een grote fout. Het gaat alleen om de receptieve vaardigheden: begrijp je wat er wordt gezegd. Dat is niet goed. De verschillende vaardigheden, zoals het kunnen schrijven en het kunnen spreken, ondersteunen elkaar. Gelukkig is men daarvan teruggekomen. Maar dat is nog maar sinds kort.”

Niet alleen in het voortgezet onderwijs laten leerlingen Duits vallen. Ook op hogescholen en universiteiten is het aantal studenten Duits drastisch teruggelopen. „Per jaar laten zich bij iedere hogeschool of universiteit een stuk of twaalf studenten inschrijven. Dat is te weinig. Daarom wordt er nu samengewerkt met universiteiten over de grenzen. Dan krijg je dat docenten uit Duitsland hier straks Duits gaan geven.”

Kemme betreurt het dat steeds minder Nederlanders de Duitse taal machtig zijn, omdat kennis van de taal belangrijk is voor de diverse relaties. „Duitsland is een groot buurland voor de Nederlanders. Er zijn ontzettend veel contacten op diverse terreinen. Duitsland is voor Nederland de belangrijkste handelspartner. Omgekeerd hoort Nederland altijd nog tot de drie belangrijkste handelspartners van Duitsland.”

Naast de economische contacten noemt de directeur van het Goethe Instituut de maatschappelijke en sociale contacten. „Heel veel Nederlanders gaan voor een korte vakantie of om te winkelen naar Duitsland. Je ziet ook dat jonge mensen graag naar Duitsland gaan. Steden als München en Berlijn zijn populair onder de Nederlandse jeugd. Wat dat betreft bestaan er geen negatieve clichés meer. En dat geeft hoop voor de toekomst.”

Volgens Kemme is de relatie tussen Nederland en Duitsland sterk verbeterd na de spijtbetuiging van Helmut Kohl halverwege de jaren negentig. „Dat is goed gevallen in Nederland. Ook in de pers is het niet langer politiek correct om anti-Duits te zijn.”

Opmerkelijk is dat in Oost-Europa het Duits na de moedertaal de tweede taal is. Kemme: „Na de ineenstorting van het communisme was de verwachting dat het Duits een minder belangrijke rol zou gaan spelen, dat met de jaren alleen nog de oudere generatie Duits zou spreken. Het blijkt dat de jongeren naast het Engels zich de Duitse taal eigen maken. Er zijn sterke economische banden en dat wordt onderkend. Met als gevolg dat jongeren Duits leren. Op de Duitse school in Den Haag bijvoorbeeld zie je behalve Duitse jongeren, kinderen uit Oost-Europese landen. Die gaan dus niet naar de internationale Engelstalige school maar naar de Duitse school.”

Het Goethe Instituut ziet met lede ogen aan dat het aantal leerlingen dat Duits kiest terugloopt, maar is daarbij niet met de armen over elkaar blijven zitten. „We hebben meegewerkt aan de verbetering van de lerarenopleiding en aan een verandering van Duits onderwijs op scholen, zodat het aantrekkelijker wordt gegeven. We verspreiden één keer per jaar een leerlingenkrant. Bovendien geven we een blad uit voor de beleidsmakers in Den Haag.”

Maar ondanks alle inspanningen is de teruggang van het Duits niet tot stand gebracht. „Je moet de vraag stellen: Heeft de overheid hierin niet een taak? Moet een tweede taal niet verplicht worden gesteld? Vergeet niet, en dat is belangrijk, op latere leeftijd hebben mensen toch vaak Duits nodig. Volwassenen volgen een cursus Duits omdat ze het op school niet hadden gekozen of onvoldoende kregen. Veel studenten kiezen Duits naast rechten of economie als bijvak. Dan zie je toch dat er een bepaalde behoefte is.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer