Geen zuivere koffie bij Italiaanse brander
Mauro Caffè is betrokken bij illegale kredietverlening. Voor de toekomst van deze grote Italiaanse koffiebrander moet worden gevreesd. Het is een teken dat ondernemen in Zuid-Italië zeer moeilijk is.
Een van de weinige succesvolle ondernemingen in Zuid-Italië is in problemen gekomen door de arrestatie dinsdag van haar directeur-eigenaar op beschuldiging van maffiapraktijken. Het bedrijf waar het om draait, heet Mauro Caffè, dat naast Illy en Segafredo een van de grootste koffiebranders van Italië is. De hoofdvestiging van het bedrijf staat in Reggio Calabria, in het uiterste puntje van de ’teen’ van Italië.
De koffie vindt zijn weg overal ter wereld, ook in Nederland. De familieonderneming, die geen mededelingen doet over het bedrijfsresultaat, heeft ook vestigingen in Milaan en Frankfurt. Er zijn 75 werknemers in dienst.
De grote man achter de onderneming is Antonio Mauro, die in de Italiaanse pers ”koffiekoning” wordt genoemd. Hoewel het bedrijf door zijn vader in 1949 werd opgericht, heeft Antonio het merk groot gemaakt. Opmerkelijk in een gewest dat volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken het meest geïnfiltreerd is door de maffia. De georganiseerde misdaad drukt haar territoriale macht uit door het innen van beschermingsgeld bij ondernemers en het drijven van woeker. Bedrijven die hierdoor in problemen komen, worden in de regel door zetbazen van de maffia overgenomen.
„In Reggio is niet meer te leven”, verklaarde Pasquale Mauro onlangs in een plaatselijke krant. „Veel ondernemers kunnen het beschermingsgeld niet meer betalen en doen hun onderneming van de hand.” Ongetwijfeld kon Pasquale zijn oren niet geloven toen dinsdag nota bene zijn broer Antonio werd gearresteerd op beschulding van woeker en illegale financiële handelingen.
De activiteiten van Antonio Mauro bestonden uit gemakkelijk en snel krediet verlenen aan wie een restaurant of een café wilde beginnen of uitbreiden. Officieel was het geld bestemd voor de aanschaf van koffieapparaten en koffiebonen, maar in feite kon het krediet overal voor dienen. Volgens het justitiële onderzoek was Mauro vooral toeschietelijk bij huwelijken en begrafenissen, waarvoor in het relatief arme Zuid-Italië kosten noch moeiten worden bespaard.
De ’bank’ van Mauro was uiteraard illegaal, ook al omdat het rentepercentage ver boven de wettelijke standaard uitkwam. De rente kon gemakkelijk oplopen tot 82 procent. Bovendien leverde de betrokken middenstand zich uit door blanco wissels te accepteren. Ten minste dertig ondernemers zijn door deze praktijken in problemen gekomen, omdat ze de lening niet konden terugbetalen. Mauro liet in zulke gevallen de bedrijfsvoering overnemen. Het is niet zeker of Antonio Mauro op persoonlijke titel werkte, of dat hij het koffiebedrijf erbij betrokken heeft. Ook al schrijft de onderneming op haar internetsite dat het bedrijf „vreemd is aan de geconstateerde misdrijven en alle vertrouwen heeft in justitie”, is het moeilijk voor te stellen dat Mauro Caffè er niet bij betrokken is.
Ook Antonio’s zoon, tegelijk diens beoogd opvolger (en voorzitter van de lokale werkgeversbond), is immers in staat van beschuldiging gesteld, alsook drie andere werknemers van Mauro Caffè. Zelfs al zou justitie geen formele banden kunnen aantonen tussen de illegale praktijken van de directeur-eigenaar en het koffiebedrijf, dan moet toch -gezien de ambtelijke molen- gevreesd worden voor de toekomst van Mauro Caffè.
Je hoeft geen koffiedik te kunnen kijken om te denken aan een overname van het bedrijf. De Italiaanse overheid toont zich hoe dan ook met de Mauro-zaak tevreden, omdat die de effectiviteit aan zou tonen van een landelijke campagne om woeker bij justitie te melden.