Een nieuw beeld
Psalm 103:3
„Die al uw ongerechtigheid vergeeft, Die al uw krankheden geneest.”
Deze vergeving van zonden gaat gepaard met een ongelofelijke gerustheid en vrede van het geweten en daarom met de zaligheid zelf. Dat bedoelt de psalmist als hij zegt „dat God ons (in dit leven) kroont met goedertierenheid en barmhartigheden” (Psalm 103:4). En Johannes 5:24: „Die in Mij gelooft, is uit de dood overgegaan in het leven.”
Het zij echter verre van ons, dat we hieruit aanleiding zouden nemen om te zondigen. Want indien we waarachtig Christus door het geloof zijn ingelijfd, beginnen we –behalve de weldaad van de vergeving waardoor satans beeld bedekt wordt– tegelijk ook een ander beeld te bezitten. Door de vernieuwing van Gods Geest, die bestaat in de doding van de mens der zonde en in de levendmaking van het beeld van Christus (Romeinen 6:4).
Deze beide weldaden nu worden ons door de Vader uit genade geschonken, om Christus’ wil. In Wie Hij, terwijl Hij ons door de Heilige Geest inlijft, eerst de zonden bedekt door de toerekening van Christus’ volmaakte gehoorzaamheid en genoegdoening. Daarna begint Hij in ons door dezelfde Geest een nieuwe gehoorzaamheid, die tevens een zeker getuigenis van onze inlijving in Christus en van de vergeving van onze zonden is (Romeinen 8:1). Deze zaken maken ook juist het verbond Gods met ons uit (Jeremia 31:33-34). Het is zelfs een eeuwigdurend verbond, omdat God Zijn wetten in onze harten schrijft.
Caspar Olevianus, hoogleraar te Heidelberg
(”Verklaring der Apostolische Geloofsbelijdenis”, 1868)