Nieuwe serie HHJO

Komend najaar verschijnt er een hernieuwde uitgave van Luthers preken over de zaligsprekingen. De HHJO maakt dit ”oude goud” toegankelijk voor tieners en jongeren. In de komende maanden licht de HHJO op Puntuit een tipje van de sluier op rondom deze nieuwe uitgave. Lees vandaag deel 1, over Luthers eerste preek uit Mattheüs 5 en de gedachten van Lutherkenner ds. P. den Ouden daarover.


In zijn eerste preek over Mattheüs 5 gaat Luther in op de drie kenmerken die horen bij een goede prediker. Als eerste kenmerk noemt hij dat een goede prediker moet optreden. De Katwijkse predikant vertelt: „Daar bedoelt Luther de ambtelijke roeping mee. Ik preek, omdat ik weet dat God me geroepen heeft. Waar zou ik anders de durf vandaan halen om op een preekstoel te gaan staan? De roeping geeft gezag aan je spreken. Ik spreek niet op persoonlijke titel, maar in opdracht van God. Paulus zegt: „Zo zijn wij dan gezanten, oftewel ambassadeurs, van Christus wege.” Ik mag Christus’ stem tot de gemeente zijn. Luther heeft een hoge ambtsopvatting. Je mag volgens hem niet op eigen houtje gaan preken. Dat heeft een actuele spits. Ik denk aan de evangelische beweging. Iedereen kan daar preken, zonder dat hij op roeping en opleiding is onderzocht. Geestelijke zzp’ers hebben door de eeuwen heen veel schade aangericht.”

Eerlijkheid

Het tweede kenmerk dat Luther noemt, is dat een goede predikant zijn mond moet opendoen. Eerlijkheid is daarbij belangrijk, geeft ds. Den Ouden aan. „Een predikant moet eerlijk de Bijbelse boodschap verkondigen. Het kan een verzoeking zijn om bepaalde dingen te verzwijgen of af te zwakken. Ik weet van tevoren dat hoorders het met sommige uitspraken niet eens zullen zijn. Maar als je daaraan toe gaat geven, ben je je vrijheid kwijt. Ik kan niet zeggen dat ik me in mijn spreken gehinderd voel. Als je dicht bij het Woord blijft, kun je ontspannen en vrijmoedig spreken. Een preek heeft iets kritisch in zich. Het is belangrijk om niet eenzijdig kritisch te zijn. Tegen activisme moet ik bijvoorbeeld evengoed waarschuwen als tegen lijdelijkheid. Als je daarop let, win je op den duur het vertrouwen van de gemeente. En dan komt er een bereidheid om bepaalde standpunten te heroverwegen. Dat vraagt wel tijd en tact.”

"Soms moet je, met spijt, bepaalde dingen laten liggen."

Klok als vijand

Een prediker moet ook kunnen ophouden, aldus Luther. „Dat is voor mij een lastige,” vertelt ds. Den Ouden. „Ik zeg weleens gekscherend: „De klok is mijn grootste vijand.” Het is mijn streven om met anderhalf uur te stoppen. Omdat ik mijn preek voor een groot deel uitschrijf, lukt dat meestal aardig. Meestal vind ik bij de voorbereiding zo veel in de tekst dat ik dan al moet gaan kiezen wat ik aan de orde stel en wat niet. Soms moet je, met spijt, bepaalde dingen laten liggen. Anderzijds moet je ook nuchter zijn. Het is hopelijk niet je laatste preek, je hoeft dus niet alles in één keer te zeggen. En na anderhalf uur neemt je gehoor ook niet meer zo veel op. Dan heeft het weinig zin om toch maar door te blijven gaan.”


Maria (23) wil altijd iets meenemen uit preek

Maria van der Meij (23) uit Katwijk aan Zee komt naar aanleiding van Luthers preek tot dezelfde conclusie als Luther: „Het is belangrijk dat een dominee de waarheid vertelt. Daarmee bedoel ik dat de dominee ons doorgeeft wat de Heere ons in de Bijbel leert en zegt. Vooral vind ik het belangrijk dat een predikant steeds weer laat zien hoe groot Gods genade is voor mensen die die niet verdienen.”

Maria herkent het dat een dominee soms iets zegt wat ze liever niet zou willen horen. „Dat kan komen doordat je iets te direct vindt of omdat je het moeilijk vindt om in bepaalde dingen Gods weg te volgen. Als je bijvoorbeeld iemand niet wilt vergeven, maar de dominee vertelt dat je als christen je naaste hoort te vergeven, kan dat heel moeilijk zijn. Toch blijft staan dat het niet de predikant is die dit tegen je zegt, maar dat het de wil van de Heere is.”

„De ene preek raakt me meer dan de andere”, vertelt Maria. „Wat ik wel altijd probeer, is om iets treffends mee naar huis te nemen. Iets waar ik echt wat mee kan. Als ik kijk naar landen waar het christendom onder druk staat, ben ik dankbaar dat de Heere ons iedere zondag opnieuw Zijn stem laat horen.”


Stukje uit preek van Luther

Eind 1530 neemt Maarten Luther het predikambt over van de stadspredikant van Wittenberg, die tijdelijk afwezig is. Luther preekt niet alleen op zondag, maar ook doordeweeks. Anderhalf jaar lang komt op de woensdagen het evangelie van Mattheüs aan bod. Zijn secretaris, Georg Rörer, maakt aantekeningen tijdens de preken, waardoor deze preken van Luther bewaard zijn gebleven. In het najaar van 1532 verschijnt er een nieuw boekje op de boekenmarkt in Wittenberg. De pagina’s zijn gevuld met de preken van Luther over de Bergrede, Mattheüs 5 tot 7. Het boek bevat ”oud goud” dat de HHJO graag onder de aandacht brengt van jongeren. Hier een klein hertaald stukje uit de eerste preek:

„Mattheüs begint met een voorrede. Hij vertelt uitgebreid hoe Christus Zich voorbereidt op de preek die Hij gaat houden. Hij vertelt dat Christus op een berg klimt, gaat zitten en Zijn mond opent. Zo wordt duidelijk dat het Hem ernst is. Dit zijn namelijk de drie kenmerken die, zoals bekend, horen bij een goede prediker: optreden, de mond openen en kunnen ophouden.”