Descartes leefde van 1596 tot 1650. Hij is een van de grote Verlichtingsfilosofen. Hoewel hij zelf nog in God geloofde, heeft hij met zijn filosofie van de twijfel de omslag gegeven naar het denken zonder God.

Leerling: Waar moet ik u van kennen?
Descartes: Iedereen kent wel mijn uitspraak: 'Cogito ergo sum'. Daarmee heb ik immers de geschiedenisboeken gehaald.
Leerling: Maar wat zeggen die woorden?
Descartes: Die staan voor: Ik denk, dus ik ben. Mijn bedoeling is dat iemand aan alles leert twijfelen, om uiteindelijk iets over te houden waar je onmogelijk aan twijfelen kunt.
Leerling: Dat klinkt ingewikkeld.
Descartes: Dat kan ik me voorstellen. Maar omdat ik vroeger ook een enorme twijfelaar was, heb ik geleerd bij alles vragen te stellen. Iets waaraan je niet twijfelen kunt, is kennis of waarheid.
Leerling: Welke waarheid houd ik dan over?
Descartes: Dat de mens een bewustzijn heeft, omdat hij zelfstandig kan denken. Daarnaast moet er buiten de mens wel een volmaakt wezen bestaan waaraan die volmaakte ideeën ontleend worden.
Leerling: U twijfelt aan alles, maar niet aan het bestaan van God?
Descartes:  Nee, omdat mensen zo vast geloven in iets wat oneindig, almachtig, alwetend en volkomen betrouwbaar is, moet er wel een volmaakt wezen zijn. Als God volmaakt is, kunnen wij er zeker van zijn dat Hij ons niet bedriegt door onze zintuigen te misleiden. Daardoor kunnen wij Hem kennen.