In Lukas 2 wordt de geboorte van de Heere Jezus beschreven. Tot in detail wordt de lezer verteld waar en onder welke omstandigheden Gods Zoon geboren is. Wat de Bijbel niet vermeldt, is wanneer Christus ter aarde kwam. In elk geval niet op 25 of 26 december.

Het bewijs van die stelling vind je in Lukas 2:8. Daar staat: En er waren herders in diezelfde landstreek, zich houdende in het veld, en hielden de nachtwacht over hun kudde. Lukas vertelt hier over herders die in de nacht op hun schapen letten. Dat kan niet in december geweest zijn. Israël kent koude en natte winters, waarbij de dieren op stal staan. Wie met behulp van de Bijbel narekent wanneer Jezus geboren is, komt uit in de zomer, ergens achter in augustus of begin september.

Maar waarom wordt het kerstfeest dan in december gevierd? Dat heeft te maken met de verspreiding van het christendom. In de eerste eeuwen was het christendom nog een splinterbeweging binnen het Romeinse Rijk. Christenen telden niet mee. In de boeken van kerkvaders Tertullianus en Origines lees je niets over Kerst of over het herdenken van Christus’ geboorte.

Pas in de vierde eeuw dienden zich grote veranderingen aan. Constantijn de Grote (280-337) was de eerste keizer die openlijk uitkwam voor zijn christelijk geloof. Een van zijn opvolgers, Theodosius (346-395), verhief het christendom zelfs tot staatsgodsdienst. Het was paus Liberius die in 354 besloot om de geboorte van Jezus Christus op 25 december te herdenken.

De keuze voor eind december is niet toevallig. In deze periode vierden allerlei Germaanse volkeren binnen het Romeinse Rijk het feest van de verschijning van de zonnegod Mythras. Het feit dat de dagen na de kortste dag weer langer werden, vierde men als de zonnewende: de terugkomst van de zon. En 25 december valt enkele dagen na de kortste dag.

Het feit dat Kerst juist gevierd wordt op 25 december heeft te maken met de kerstening van Europa. De kerkleiders in Rome hoopten dat met de instelling van het kerstfeest de heidense rituelen definitief zouden verdwijnen.