Hoge hoed, hogehoed, cilinderhoed, zijden hoed. Maar ook schoorsteenhoed en kachelpijp zijn benamingen voor het chique hoofddeksel. De laatste namen lijken nu niet direct bij een deftige gentleman te passen. De hoge hoed was dan ook niet altijd iets voor echte meneren.

Eind 18e, begin 19e eeuw keek de Franse bovenklasse neer op het verwaande gepeupel dat zich met een hoge hoed tooide. De elite vond het maar wat potsierlijk, of soms zelfs aanstootgevend.

Na verloop van tijd werd het hoofddeksel meer en meer geaccepteerd. Pas toen in 1850 de Britse prins Albert het opzette, volgden vele gentlemen in zijn land het koninklijke voorbeeld. Het gebruik bereikte ook het Europese vasteland en de Verenigde Staten. De Amerikaanse president Abraham Lincoln was onafscheidelijk van zijn torenhoge zijden hoed. De hoge hoed werd een statussymbool voor de vermogende elite.

Het hoofddeksel –ook gedragen door de steenrijke stripfiguur Dagobert Duck– staat in cartoons vaak symbool voor het kapitalisme of het weelderige Westen.

Ondertussen schreed de mode voort. De hoed verscheen in allerlei soorten en maten. Inklapbare exemplaren voor Franse hoge piefen. Hun hoeden –met soms enorme afmetingen– pastten anders niet op de kapstok. Niet alleen zwarte, maar zo langzamerhand sierden ook grijze en witte cilinderhoeden de hoofden. Hoeden van beverbont raakte uit en zijde kwam in de mode.

Kun je het je voorstellen om elke dag met zo’n hoed over straat te gaan? In de jaren twintig van de vorige eeuw deden mannen het nog. Het hoorde bij hun stand. Ze wisten niet beter.

Tegenwoordig zie je de hoge hoed haast niet meer. Bij plechtige gelegenheden, zoals een huwelijk of een begrafenis, duikt er wel eens een op. Waarschijnlijk als traditie of voor een stukje stijl. Ook kun je nog een exemplaar tegenkomen op een braderie als er een goochelaar een konijn tevoorschijn tovert. En als je vanavond een potje monopoly speelt, komt er ook een hoge hoed langs: de bankier –de mascotte van het spel– is uitgedost met het hoofddeksel.

Soms wil je terug naar vroeger, naar de tijd van de hoge hoeden en daarmee naar de tijd dat iedereen elkaar nog netjes groette. Tegenwoordig zien mensen elkaar amper staan. Of ze je met hoed wél zien staan, is de vraag. Maar je kunt elkaar tenminste weer met een gebaar begroeten. Even je hoed liften –iets optillen en weer terugzetten– als er een vreemde langskomt. Uit beleefdheid. Nostalgisch, zo’n hoge hoed.

Heb je ook een intrigerende vraag? Mail deze naar info@puntuit.nl en we zoeken voor jou naar het antwoord.
>>puntuit.nl/daarom