Zo, die zit. Het is Juliët die het zegt. De 16-jarige is aan het begin van de pauze samen met haar overwegend mannelijke leeftijdsgenoten de cirkelvormige ruimte op het plein op gelopen en steekt een sigaret op. Binnen deze cirkel moeten ze blijven. Wie er al rokend buiten komt, is erbij. „Dan heb je twee uur aan je broek”, zegt Bart. „Het is best vreemd, maar ongeveer de helft van de havisten in ons leerjaar rookt. Bij de examenkandidaten vorig jaar was dat veel minder.”

Waarom ze zo massaal roken? Tal van termen vermengen zich met de rook. „Lekker, gezellig, sociaal, verslavend, niet kunnen stoppen, vrienden doen het ook.” Richard knikt instemmend en rolt een shagje van het merk JPS. Waarom deze shag? „Goedkoop”, zegt hij als verklaring. „En lekker.” Was de eerste peuk dat ook? Zijn positieve antwoord gaat verloren door stevige opmerkingen en hoongelach van zijn klasgenoten. „Klets niet man, de eerste is gewoon goor. En je hoest je een ongeluk.” „Maar nu vind ik het echt lekker”, verweert Richard zich.

Jouke schudt zijn hoofd wat meewarig. Hij rookt Van Nelle. „Dat is pas goed spul.” Dat hij 10,50 euro kwijt is voor een pakje zware shag kan hem niet schelen. „Ik doe er best lang mee en heb het ervoor over.”

Rokerspas

En zo komt het gesprek op geld. Want roken is duur. Neem nu Werner. De 16-jarige verrookt een kwart van zijn zuurverdiende geld dat hij op zaterdag bij elkaar scharrelt. „Ik ben denk ik wel verslaafd”, zegt hij, zittend op het muurtje dat de rokersruimte omgeeft. „Er gaan zo’n veertien sigaretten per dag doorheen. Alleen geld zou voor mij een argument zijn om te stoppen.”

Even is er reuring in de groep. Twee docenten komen in de richting van de cirkel gelopen. Een stevige knaap met groen T-shirt houdt zijn half opgerookte sigaret onopvallend uit het zicht. „Die heeft geen pas”, grinnikt Bart. Iedereen op school weet het: zonder rokerspas ben je sowieso de sigaar, ook al sta je keurig in het rokersgebied. Als de docenten verder lopen, dampt de zondaar opgelucht verder. Het gevaar is geweken.

Bart haalt zijn rokerspas tevoorschijn. „Die heb je nodig om te mogen roken. Je moet 16 jaar
zijn, een rokerspas hebben en je
in deze ruimte bevinden.” Hoe
je aan die pas komt? „Je ouders moeten bij de school aangeven dat je mag roken. Daarna krijg je hem.”

Enge ziektes

Of ze ooit nog van hun verslaving af komen? Juliët weet maar één manier. „Als ik mijn rijbewijs krijg als ik niet meer rook, stop ik direct”, zegt ze stellig. „Maar ja, dat gebeurt helaas niet.” Ze neemt een flinke hijs en draait zich om.

Dat roken slecht is voor de gezondheid, weten de havisten wel. „Maar daar kijk je niet naar. Het is nú genieten, vooral op feestjes”, is de mening van de groep. Werner fronst wel even zijn wenkbrauwen als hij de vraag krijgt of hij niet bang is voor enge ziektes zoals longkanker. Maar dan schudt hij zijn hoofd. „Die gevaren zie je nu niet. Ik geniet nu van het roken, wat er daarna eventueel gebeurt zien we dan wel weer.”

Er staan ook jongeren op het rokersgedeelte van het plein die niet meedoen met de plaatselijke luchtvervuiling. Zo ook Bernhard. „Mijn ouders hebben beloofd dat ze mijn rijbewijs betalen als ik niet rook. Dus doe ik het niet. Trouwens, het is ook niet lekker.” Zijn eveneens niet-rokende klasgenote knikt. „Bij ons thuis rookt niemand. Ik denk dat je er dan veel minder snel aan begint.”

De bel gaat, de lessen roepen. Hier en daar wordt nog een stevige hijs genomen, de laatste rookwolken stijgen op. Een jongen kijkt naar de grond waar een verdwaald shagje ligt na te smeulen. „Kom in de toetsweek nog maar eens terug. Dan ligt het hier bezaaid met peuken.”


Genoodzaakt tot gedogen

Het liefst verbiedt Jan Möhlmann het roken op school. Maar de directeur bovenbouw van het Driestar College in Gouda ziet zich genoodzaakt een gedoogbeleid te voeren. „Anders zijn we de leerlingen kwijt en zwermen ze de wijk in. Roken is een behoefte die zo sterk is dat je rokers niet binnen de poort kunt houden.”

Daarmee laat hij iets toe wat in zijn ogen niet bij een christelijke school hoort. „Roken past niet goed bij ons christen-zijn. Het is slecht voor je gezondheid, stinkt en kost ook nog eens veel geld. In onze lessen proberen we leerlingen zo veel mogelijk te ontmoedigen. Dat kan heel praktisch in een biologieles. Maar je moet het ook breder zien. In mijn ogen gaat het om een christelijke levenshouding en burgerschap, die in alle lessen door moet klinken.”

De school heeft een rokerspas ingesteld. „Leerlingen boven de 16 jaar die toestemming hebben van hun ouders, komen in aanmerking voor zo’n pas. Die moeten ze altijd bij zich hebben. Daarnaast is er één plek op het plein waar ze mogen roken.”

Handhaving is lastig, aldus Möhlmann, zeker bij de categorie onder de 16 jaar. „Die zie je nog weleens de wijk in gaan. Daarom proberen we een open communicatie te houden met burgers en winkels om onze school heen, om ervoor te zorgen dat we weten wat daar gebeurt.”

Ondanks het feit dat er in sommige leerjaren flink gerookt wordt, heeft Möhlmann wel het idee dat roken minder wordt. „Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het vooral onder jongere leerlingen minder populair is. Al besef ik ook dat een deel zich buiten ons gezichtsveld afspeelt.”


Dit artikel was onderdeel van een complete bijlage van het Reformatorisch Dagblad over Roken. Klik hier voor meer artikelen.