Docent D. Duijster van de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem is enthousiast over de Nacht van de Schone Kunsten waaraan gisteren klas 3, 4 en 5 van havo en vwo meewerkten. „Dit project is tot stand gekomen door het enthousiasme van leerlingen en docenten. We zijn hier weken mee bezig geweest. Het thema is ”Het Achterhuis” van Anne Frank, maar het is nét een beetje creatiever uitgewerkt dan anders.”

Nacht

Nu valt het met die ‘Nacht’ reuze mee, want het programma begint ‘gewoon’ om halfacht. Maar de aankondiging verraadt wel het kunstzinnige karakter van de avond. Na de opening vertelt ‘kampoverlever’ Micha Gelber (81) zijn verhaal. Hij woonde met zijn ouders en broertje Dukie in Ede toen de oorlog uitbrak. Zijn vader had een uitstekende baan bij de Aku – het latere AkzoNobel. In de meidagen van 1940 vlucht het gezin naar Rotterdam, waar veel familie woont. „We waren er nog maar net of de stad werd gebombardeerd. Wat later deden de Duitsers hun intocht. Een officier reed in de auto van mijn vader. Die was in de eerste week al gestolen.”

Later keerde het gezin terug naar Ede, waar ze het ondanks de toenemende Jodenvervolgingen niet eens zo slecht hadden. „Wij hadden geen Jodenster nodig. In het dorp liepen maar twee zwarte krullenbolletjes rond. Dat waren mijn broertje Dukie en ik. We mochten nergens meer komen, maar de mensen waren vriendelijk. Als we langs een winkel liepen, stak de eigenaar ons zo twee ijshoorntjes toe.”

Ondanks de vooraanstaande positie en het netwerk van vader moest het gezin in 1943 toch naar doorgangskamp Westerbork. „Mijn vader werd gewaarschuwd dat we opgepakt zouden worden, maar we doken niet onder. Mijn vader dacht dat de oorlog snel zou zijn afgelopen. Bovendien beschikten we over een certificaat, waardoor we ‘geruild’ zouden worden met Duitsers die in Palestina woonden.”

Crepeerkamp

Door dat certificaat bleef het gezin vijf maanden in Westerbork. „Elke dinsdag vertrok er een trein naar Auschwitz. Dat was elke week paniek.” In januari 1944 werd het gezin toch naar Bergen-Belsen vervoerd. „We waren ‘handel’. Het was geen vernietigingskamp, maar een crepeerkamp.” Het gezin is tegelijk in Bergen-Belsen met Margot en Anne Frank, die daar vlak voor het einde van de oorlog sterven.

In april 1945, pal voor de bevrijding, gaat het gezin mee met het ”Verloren Transport”: een trein met 2000 Joodse gevangenen die in oostelijke richting wordt gestuurd. Tijdens de reis van anderhalve week sterven honderden mensen. „Op 23 april werden we door de Russen bevrijd.” In 1951 vertrok het gezin naar Israël. Later ging Micha Gelber in Rotterdam wonen.

Een halfuur lang vertelt hij zijn verhaal. Uit het hoofd. Indrukwekkend, ongebroken. Met een pakkende oproep tot slot. „Jongelui, kijk uit je doppen. Zorg dat zoiets niet weer gebeurt: het antisemitisme neemt toe.”