Jij bent Young Ambassador voor Woord en Daad en reisde deze maand rond in Colombia. Wat is dat voor land?

„Overal gebeurt wat. Straatverkopers verdringen zich rond onze bus. Verderop duwt iemand een grote kar vol afval voort. De hoofdstad Bogota stinkt naar uitlaatgassen en de automobilisten die in de file staan toeteren naar elkaar.”

Hoe ben je ambassadeur geworden?
„Vorig jaar ben ik met vluchtelingenorganisatie ZOA naar Uganda geweest. Dat smaakte naar meer. Ik schreef in mijn sollicitatiebrief dat ik ervan houd om dingen te regelen en later misschien ontwikkelingswerk wil doen. Ook vertelde ik dat ik graag een hockeytraining aan Colombiaanse jongeren zou willen geven. Er solliciteerden veertien Driestarianen, ik was een van de vijf die mee mochten.”

Jij gaf hockeytraining?
„Ja, op een school van de lokale partner Conviventia van Woord en Daad. Ik legde in het Engels aan de 14-jarigen de basisregels van het spel uit. „Je mag de bal niet aanraken met de voet, speelt met de platte kant van de stick en mag pas scoren als je in de cirkel bent.” Een tolk vertaalde mijn woorden in het Spaans. Vervolgens hebben we een partijtje gespeeld.”

Hoefde je enkel een goede sollicitatiebrief te schrijven om mee te mogen?
„Ik heb ook geld ingezameld voor de projecten daar. Met de jeugdvereniging van de kerk bakten we oliebollen. Samen met mijn opa organiseerde ik een zangavond. In m’n eentje haalde ik zo’n 10.000 euro op.”

Was het een snoepreisje?
„We hebben projecten van Woord en Daad bezocht. Met een van de schoolkinderen mochten we mee naar huis. Zijn vader en moeder, Lady en Dario, woonden in een zelfgebouwd huis in een sloppenwijk. Vader Dario zorgt overdag voor de zieke moeder. ’s Avonds en ’s nachts, als de kinderen thuis zijn, haalt hij afval op. Met dat werk verdient hij 7 euro per week, vertelde hij. Hij liet ons zijn kar zien.”

Triest verhaal?
„Ze woonden in een van de betere huizen in de buurt. Het zag er netjes en verzorgd uit. Elk kind had een eigen bed. De kinderen zijn de hoop van deze mensen.”

Woord en Daad wilde je door deze reis meer inzicht geven in de armoedeproblematiek. Is dat gelukt?
„Als Nederlanders aan armoede denken, zien ze een hongerig kind uit Afrika voor zich. Maar dat kind lijdt niet alleen maar honger. Er kan hoop zijn, en vreugde, in armoede.”

Wat vergeet je niet van deze reis?
„Dat bidden echt werkt. We kwamen op een zaterdag in een opvanghuis voor kinderen. De leiding wist aan het begin van de week nog niet hoe ze de kinderen zaterdag te eten moest geven. Toen wij kwamen, betaalden we het eten voor onszelf én voor de kinderen. Juist toen ze dat het hardst nodig hadden.”

Ga je dingen anders doen na deze ervaring?
„Dario verdiende 7 euro per week. Hoe makkelijk geef ik 7 euro uit? Ik kan dat geld soms zo veel beter besteden. Misschien dat ik toch eens wat minder koop in de supermarkt.”

 

Even voorstellen: Colombia

De republiek Colombia is een land in het noordwesten van Zuid-Amerika. De hoofdstad is Bogota.
De Spaanse ontdekkingsreiziger Rodrigo de Bastidas kwam in 1500 als eerste aan land.
De Spanjaarden introduceerden slavernij. De Europese ziekten die ze zonder dat te weten met zich meebrachten, roeiden een groot deel van de indiaanse bevolking uit. Vervolgens brachten de Spaanse overheersers Afrikanen naar Colombia om daar te werken in mijnen en op plantages.
Tot 1810 was het land een kolonie van Spanje. In dat jaar verklaarde Colombia zich onafhankelijk.
In de jaren 60 begon een burgeroorlog. Tegenover de dictatoriale overheid stonden linkse guerrillagroepen zoals de FARC. Rechtse strijdgroepen kwamen tegen het FARC-geweld in het geweer.
De Colombiaanse maffia floreerde in die tijd, mede omdat het land zich uitstekend leent voor de productie van cocaïne.
In 2016 tekenden de regering en de FARC een vredesakkoord.