„Het begon in groep 5. Tot die tijd had ik een goede band met mijn klasgenoten. Sommige meiden waren vriendinnen van me. Op het plein liepen we altijd met elkaar, en we spraken ook na schooltijd af. Ik vond het leuk om naar school te gaan.

Maar ineens kwam er een kink in de kabel. Het begon onschuldig, een beetje plagerig. Een paar meiden maakten gekke variaties van mijn naam en riepen die in de pauze naar me. In het begin negeerde ik het, maar het werd steeds erger. Ze begonnen ook dierennamen te gebruiken. Dat moest ik elke pauze aanhoren. De eerste helft van de pauze was er nog geen juf op het plein, dus konden ze hun gang gaan. 

De scheldpartijen deden me pijn, ik begon er last van te krijgen. Van een rustig en lief meisje veranderde ik in een stil en bang kind. In die tijd raakte ik al m’n vriendinnen kwijt, ik kwam alleen te staan.

Vogelvrij

Het bleef niet bij schelden. Mijn pesters gingen steeds verder. Ze pakten bijvoorbeeld mijn tas af, en kieperden hem leeg. Of ze verstopten hem ergens. En als we bij gym trefbal deden, gingen alle ballen op mij. Expres, dat weet ik zeker.

Thuis durfde ik er niets van te zeggen. Omdat ik besefte dat mijn ouders er dan mee naar de juf zouden stappen. Zij ging het waarschijnlijk in de klas bespreken, en hoe zouden mijn pesters daarop reageren? Daar was ik vuurbang voor.

De pauzes op school waren het ergst. Dan was ik vogelvrij, omdat er dus grotendeels geen toezicht was. Het pestgedrag werd steeds fysieker. Soms kwamen mijn vijanden naar me toe, duwden me in een hoekje en trapten en sloegen me. Die klappen en trappen waren het ergste niet, maar het gevoel dat je niets kon beginnen, dat je helemaal alleen stond, dat je overgeleverd was aan mensen die het op je ondergang hadden gemunt.

Op een keer werd er zo hard aan me getrokken dat er een scheur in mijn trui kwam. Tegen de juf zei ik dat ik ergens achter was blijven haken. Toen ik thuiskwam, vroeg mijn moeder waarom m’n trui kapot was. Ik deed nog alsof het een ongelukje was, maar ze had door dat ik iets verzweeg. In tranen heb ik haar verteld dat ik al een halfjaar gepest werd. Ik was helemaal overstuur.

Mijn moeder ging naar de juf en vertelde wat er aan de hand was. Zij reageerde onbegrijpelijk: ze deed alsof ze er niets aan kon doen, alsof het niet haar verantwoordelijkheid was. Mijn moeder stapte naar de directeur, maar hij schoof de verantwoordelijkheid ook een beetje van zich af. Mijn ouders waren woest, en besloten dat ik naar een andere school moest.

Op de nieuwe school ging het een jaar lang heel goed. Tot er in groep 7 een nieuw meisje in de klas kwam. Zo’n populair type waar iedereen bij wilde horen. Maar ze mocht mij niet. Achter mijn rug om zei ze lelijke dingen over me. Haar vriendengroep groeide, en ik kwam weer alleen te staan. Die nieuwe leerling was er amper twee weken, of ik werd weer gepest. Waarom ze mij moesten hebben? Misschien omdat ik een rustige leerling in een verder nogal drukke klas was? Ik was een makkelijk slachtoffer, een makkelijke prooi.

De week nadat het pesten weer was begonnen, voelde ik me ziek. Ik at niet, ik sliep niet, ik kon niets. Voor de mensen thuis deed ik alsof ik griep had, want ik durfde het opnieuw niet tegen mijn moeder te zeggen. Het voelde alsof ik had gefaald, alsof het mijn schuld was dat ik weer gepest werd.

Het pesten ging dit keer ook na schooltijd door. Aan het begin van groep 7 had ik een mobiel gekregen. En mijn voormalige vriendin had m’n nummer blijkbaar aan dat nieuwe meisje gegeven. Die stuurde me allerlei nare berichtjes. Bijvoorbeeld: „Hoi lelijkerd, wanneer ga je een keer nieuwe kleren kopen?” Of: „Zieligerd, jij kunt helemaal niets, en nu ben je ook al je vrienden kwijt. Ik heb echt medelijden met je, haha.” 

De pesters gebruikten foto’s van me, waar ze dan vervelende memes (digitale spotprenten, CK) van maakten die ze naar de hele klas stuurden. Zó gemeen. Ik kan nog steeds niet bevatten dat kinderen dit kunnen doen.

Snijden

Halverwege groep 8 sneed ik mezelf een keer per ongeluk met een mes. Het deed nauwelijks pijn, omdat er vanbinnen zo veel andere pijn was. Maar door dat snijden was ik de pijn van het pesten even vergeten. Na dat ongelukje ging ik mezelf vaker snijden. Het werkte verslavend. Zoals alcoholverslaafden hun zorgen wegdrinken, sneed ik mijn pijn weg.

Door de verwondingen aan mijn arm kregen mijn ouders door dat het niet goed ging. Toen ze vroegen wat er was, heb ik alles verteld. Ze stuurden me naar een psycholoog. Daardoor is het beter gegaan. Hij was een van de weinigen die me serieus namen. Tot het einde van groep 8 zijn de pesterijen doorgegaan, maar ik kon er steeds beter mee omgaan. En nu ik op de middelbare zit, is het gelukkig helemaal voorbij. Binnenkort moet ik nog een therapie volgen voor traumaverwerking, maar ik voel me heel goed. Er is weer toekomst. Ik kan weer van school genieten.”

Deze week is de Week tegen Pesten. Volgens onderzoek van het NOS Jeugdjournaal is 56 procent van de 9- tot 13-jarigen slachtoffer of slachtoffer geweest van pestgedrag. beeld iStock


Tessa heet in werkelijkheid anders. Haar echte naam is bij de redactie bekend.